dinsdag 22 december 2020

Notitie #407

 

Verfrissend hoe de makers van Rudy's Grote Kerstshow spelen met cliché's. De kinderserie is goed gemaakt (sterk verhaal, goed acteerwerk, mooi gefilmd) en die kwaliteit wordt samengebald in de muziek. Enerzijds spreekt er uit de liedjes, die intelligente imitaties van dertien-in-een dozijn-hitjes zijn (inclusief de wereld aan gebaren en dansjes die daar bij hoort), veel humor en plezier. Anderzijds zijn ze heel direct, omdat ze de indruk moeten wekken dat ze door kinderen zijn geschreven. Daardoor is het 'geoorloofd' om platgetreden cliché's te gebruiken en zie je ineens dat die, als ze oprecht worden ingezet (bij 'Sara's Liedje'), of met een niet-ironische knipoog (bij o.a. 'Ik Voel Dingen' en 'Kerst is Olé'), enorm effectief zijn.

zondag 13 december 2020

Notities #404-406

 404) Schrijven is in de eerste plaats vertrouwen op (de validiteit van) het eigen perspectief, en de (vanzelfsprekend eigen) manier om die te verwoorden.

405) Vorm volgt inhoud.

406) De gesprekstof van A. verschilt misschien niet veel van andere vierjarigen, maar fascineert me eindeloos veel meer, omdat ik alles wat daarachter groeit, broeit en zich ontwikkelt voel, ervaar en wil kennen. Haar eigenheid is, door haar nabijheid, lastig te onderscheiden van mijn projecties.

maandag 30 november 2020

Notities #402-403

 402) Al in 1941 signaleerde George Orwell het einde van de autonome individu ('or perhaps one ought to say, in which the individual is ceasing to have the illusion of being autonomous'). In de recent uitgegeven bloemlezing Fascism and Democracy is hij allesbehalve optimistisch over de ontwikkeling van de mensheid (zie ook natuurlijk zijn 1984).

De analyse is des te wonderlijker, omdat hij hem noteerde in een periode waarvan tegenwoordig juist vrij algemeen wordt gesteld dat die het failliet van de ideologieën betekende: het individualisme ontwikkelde zich pas echt na de Tweede Wereldoorlog. Lang is gedacht dat hij (met 1984) ongelijk heeft gekregen, maar het is onthutsend om te zien hoe we ons nu op precies hetzelfde punt lijken te bevinden als waar we volgens Orwell in 1941 al waren aanbeland, en te bedenken dat hij destijds buiten de social media rekende (waar het individualisme het individualisme opheft).

403) Iconen, zegt Merleau-Ponty met Descartes in Oog en geest, zijn enkel het 'beeld' van hetgeen ze weergeven, 'op voorwaarde dat ze 'er niet op lijk[en]'' (p. 39). Hij vergelijkt ze met de verhouding van taal en tekens, die eveneens op 'geen enkele wijze lijken op de dingen die ze betekenen'. Hij beschrijft het zien als een 'denken dat strikt de in het lichaam gegeven tekens ontcijfert' (p. 40). Het mentale beeld, dus: het zien dat voor ons aanwezig maakt wat afwezig is, is volgens Descartes net zo goed een denken dat steunt op lichamelijke aanwijzingen.

dinsdag 24 november 2020

Notities #399-401

 399) Is het mannelijke, erotische verlangen niet in essentie vrouwenhaat? Hoe minder de mannelijke geilheid (door beschaving) wordt gefilterd, hoe gewelddadiger en destructiever die is.

 400) Er valt me aan de vrouwen in mijn omgeving die recent moeder zijn geworden een soort droefheid op, een melancholie. In een gesprek hierover wees B. op de oerervaring van het moederschap. Die brengt een verheviging teweeg van de meer 'gebruikelijke' melancholie: zodra het kind geboren is, zegt ze, begint het met sterven. Ik denk dat daar in ieder geval een kern van waarheid in zit: het is de melancholie van het geluk. Het is het tederste soort verdriet dat ik ken.

401) A. gaat nu al een paar weken naar school en ik heb er nog steeds moeite mee haar 's ochtends op het schoolplein achter te laten. Het gevoel haar opvoeding uit te besteden aan de maatschappij. Ik heb grote problemen met de moderne maatschappij, dus het is niet gek dat ik er ook moeite mee heb om degene die me het meest dierbaar is eraan over te leveren - hoe leuk de school ook is en hoe lief de docenten ook zijn. 

Het cliché dat het een oefening in loslaten is, klopt natuurlijk. A. observeert scherp, denkt helder na over wat ze waarneemt en is ook open in haar vragen. Dat geeft me hoop, ook met het oog op de enorme vraagstukken waar ze in haar leven mee te maken gaat krijgen.

vrijdag 13 november 2020

Notities #397-398

 397) In zijn essay over de waarneming in de kunst, Oog en geest, noemt Merleau-Ponty het zien 'een hebben op afstand': een 'bizar' bezit dat door de schilderkunst wordt uitgebreid naar alle aspecten van het Zijn. Het zien, van de werkelijkheid, maar ook van de kunst, is méér dan alleen lichamelijk. Merleau-Ponty stelt dat een schilderij alleen volgens het lichaam analoog is, het zien 'bekleedt' de 'imaginaire textuur van het werkelijke' van 'binnenuit'. Hij komt dan ook tot de conclusie dat er een blik van binnen is: een 'derde' oog, dat mentale beelden ziet.

398) Nog vóór Joe Biden tot winnaar van de verkiezingen in de VS was uitgeroepen, noemde David Pakman (hier) het 'mythische' en 'magische' denken van de aanhangers van Donald Trump een van de belangrijkste problemen waar het land mee te kampen heeft. Hij bedoelt daarmee het denken dat hecht aan 'conspiracies' en hij plaatst dat denken tegenover het 'empirische' denken, een denken dat hecht aan feiten. 

Zijn analyse is volgens mij juist, dat is precies het ongemakkelijke eraan: ik heb me in mijn denken juist altijd sterk gemaakt voor het 'magische' denken, de verbeelding, het (zo je wilt) 'religieuze' denken, en ik heb me juist steeds verzet tegen de tijdsgeest, die precies dit denken afwijst en enkel waarde hecht aan meetbare eenheden (het liefst uit te drukken in geld). Ik voel me bij dit soort betogen door de tijdsgeest ingehaald.

Pakmans onderscheid is dan ook te grof. Het 'mythische' denken vind je volgens mij vooral bij religieuze mensen, en het probleem is in dit opzicht het fundamentalisme. Pakman maakt dat onderscheid niet en dat is heel begrijpelijk, omdat hij het niet meer heeft over een cultus, maar een stroming: hij heeft het over meer dan 70 miljoen kiezers, die vanuit dat 'magische' denken op Trump hebben gestemd. Zijn dat allemaal religieuze fundamentalisten? Vast niet, maar er is in dat geval ook iets anders mis, en het is er erg aan verwant.

De domheid regeert, letterlijk. Maar als Pakman stelt dat deze mensen 'in oorlog' zijn, dan heeft hij het volgens mij niet eens zozeer over een oorlog tegen de rede, maar over een oorlog tegen de werkelijkheid. Het is verleidelijk om dat gegeven te psychologiseren, maar ik denk dat de Trump-stemmer de afgelopen vier jaar al meer dan genoeg psychlogisch is geduid, zonder dat dit iets heeft opgeleverd. De denkrichting lijkt me meer dat het Trumpisme een consequentie is van het gegeven dat religie in de maatschappij op een gegeven moment is vervangen door het kapitalisme en dat het kapitalisme failliet is.

donderdag 5 november 2020

Notitie #396

Hoe leuk de clip ook is, het (bij de eerste luisterbeurt vooral grappige) liedje is zonder beelden eigenlijk beter. Er is erg veel te zeggen over de (nogal geniale) tekst en (geweldige) uitvoering van dit liedje, maar het refrein vat het misschien allemaal mooi samen. 

Het draait, in wat het refrein van een drinkliedje lijkt, om drie ongerelateerde zinnen: het feestelijke 'pass the wine', het activistische 'fuck the government' en het lieve 'I love you'. Doordat de vertellers niet weten welke zin door de ander wordt uitgesproken, nemen ze het zekere voor het onzekere en reageren ze bevestigend op alledrie de opmerkingen. Het effect daarvan is, vind ik, bijzonder ontroerend. 

Het illustreert bijvoorbeeld erg mooi de onhandige onzekerheid bij een beginnende verliefdheid. De herhaling van de drie opmerkingen aan het slot van het refrein is bovendien komisch vanwege de voorspelbaarheid: je voelt de conclusie ('I love you too') al van mijlenver aankomen en precies daarom is het grappig en ontroerend als die laatste zin uiteindelijk wordt uitgesproken. Maar belangrijker nog is dat de drie opmerkingen door deze techniek op elkaar inwerken. Ze werken samen en worden daarmee een (feestelijk, activistisch en lief) geheel. Deze curieuze mix maakt er een soort viering van (van het leven en de liefde, zou ik zeggen): het maakt de op zichzelf nietszeggende zinnetjes veelzeggend en universeel- en verleent ze bovendien een levenslust die deze dagen broodnodig is.

zaterdag 29 augustus 2020

Notitie #395

N.a.v. een interviewfragment over Lucebert herhaalde Ilja Leonard Pfeijffer tijdens Zomergasten zijn opmerking dat er, na de onthulling dat Lucebert in zijn jonge jaren aanhanger van de nazi's was, geen letter aan het oeuvre is veranderd, want: 'het werk staat los van zijn maker' (ik schreef er in notitie #303 over). 

Pfeijffer lijkt een gedicht als mechaniek te zien, waar de maker, als het eenmaal af is, niets meer mee te maken heeft. Over inspiratie vertelde hij dat Lucebert veel tijd en energie stak in het 'afstemmen op de juiste frequentie', iets dat kan aanvoelen als iets externs. Maar dat is het volgens Pfeijffer niet, want hij gelooft niet in iets externs (hoewel we het volgens hem wel nodig hebben om te geloven).

Daarmee ging hij voorbij aan het gegeven dat Lucebert zijn gedichten in het getoonde fragment (na een lange aanloop en met veel moeite) 'bekentenissen' noemde; iets dus dat bij uitstek heel persoonlijk is (dus: verbonden met de persoon). Hij ging bovendien voorbij aan zijn eigen verhaal over hoe hij de poëzie van Lucebert ontdekte, hij ervoer die ontdekking als een bevrijding. De ontdekking van een dichter is altijd óók de ontdekking van een persoon: een zienswijze, of, als je het (als Pfeijffer) technisch wil duiden, op zijn minst een werkwijze (die voortkomt uit een zienswijze). 

En de opmerking dat 'ook een klootzak mooie gedichten kan maken' is veelzeggend. Dat is namelijk alléén op technisch gebied waar. Maar een goed gedicht is zoveel méér dan techniek, het is een wereld. Het is een uitdrukking van het mens-zijn. En iemand die (in mijn optiek) faalt in het mens-zijn, kan me daar ook niets waardevols over zeggen.

Een gedicht kan kortom niet los van de maker staan, want het drukt het diepste wezen van de maker uit. Lucebert impliceerde dat in het getoonde fragment zelf ook. Het werk kan alléén los van de maker staan, als de dichter daadwerkelijk het doorgeefluik is van iets externs, maar juist daar gelooft Pfeijffer niet in. Terwijl je niet eens in iets bovennatuurlijks hoeft te geloven, om die stelling aan te hangen. De buitenwereld is ook 'iets externs'.

zaterdag 1 augustus 2020

Notities #393-394

393) Daags nadat ik de voorgaande notities schreef, begon Donald Trump met het ondermijnen van de komende verkiezingen (door te suggereren dat ze moeten worden uitgesteld). Het maakt niet eens zo veel uit of hij daarin slaagt: het is voor hem genoeg om bij voorbaat de legitimiteit van de uitslag ter discussie te stellen. Hij zal zich niet neerleggen bij een verkiezingsnederlaag.

De komende maanden, en misschien wel jaren, worden heel lelijk. In Hiding in Plain Sight laat Sarah Kendzior zien dat de instituten, politici, jounalisten, etc., die de opkomst van Trump hadden kunnen en moeten stoppen, hebben gefaald - omdat ze het gevaar hebben onderschat, omdat ze op cruciale momenten fouten hebben gemaakt en/of omdat ze zelf gecorrumpeerd zijn. Er is weinig aanleiding te geloven dat dezelfde instituten ervoor zullen zorgen dat er over een paar maanden, vreedzaam of met geweld, een machtsoverdracht zal plaatsvinden.

Kendzior hield er vanaf het moment dat Trump de verkiezingen in 2016 'won' serieus rekening mee dat hij (veel) langer dan de termijn van vier jaar, als autoritair leider, aan de macht zal zijn. Na lezing van haar boek vrees ik hetzelfde. Mijn angst betreft vooral A., meer precies: de wereld waar zij in op zal groeien. Het (fascistische) bewind zal vooral in de VS zelf grote en dramatische gevolgen hebben, maar ook in Europa zal dat het geval zijn. De Verenigde Naties zullen bijvoorbeeld verder worden verzwakt, om maar een voorbeeld te noemen. En maatregelen tegen de klimaatverandering zullen uitblijven (integendeel).

394) Op meerdere plaatsen uit Kendzior haar frustratie dat ze ziet hoe het misgaat, maar dat ze niet bij machte is daar iets tegen te doen. Over de doodsbedreigingen die ze ontvangt, meldt ze dat ze, door haar studie van autoritaire regimes, weet hoe dit gaat aflopen. Ze zegt het niet expliciet, maar ze houdt er dus serieus rekening mee dat het regime haar om zal brengen (het boek wemelt van de verdachte sterfgevallen). Het klinkt extreem, en ik hoop dat het een té extreme gedachte is, maar het is een gegeven dat Kendzior één van de weinige stemmen is die waarschuwt voor het gevaar van Trump (en tot nu kreeg ze steeds gelijk). Ironisch genoeg is dus wellicht haar relatief geringe bereik de reden dat ze nog leeft.

dinsdag 28 juli 2020

Notities #388-392

388) Een mooie notie uit Joan Didions The Year of Magical Thinking is dat ze voortdurend bezig is na te denken over hoe ze haar overleden echtgenoot (John Gregory Dunne) terug kan krijgen. Dat 'magical thinking' gebeurt buiten zichzelf om, het is een onbewuste reactie: ze is er eigenlijk te rationeel voor. Maar desondanks blijft ze naarstig op zoek naar de juiste formule, de juiste code. Het juiste ritueel.

389) Andere mooie observatie uit The Year of Magical Thinking: de nauwe relatie tussen schuldgevoel en woede.

390) De Netflix-documentaire Get me Roger Stone (2017) is me te veel het podium van Stone zelf, zoals hij aan het slot alle ruimte krijgt om zijn middelvinger op te steken (In mijn vrije vertaling: "Wat zegt u tegen de mensen die u tijdens de aftiteling van deze documentaire haten?" Antwoord: "Ik baad in jullie haat, want als jullie me niet zouden haten, zou ik niet effectief zijn.").

Een ijzingwekkend statement, al was het alleen maar omdat het duidelijk gericht is tegen degenen die anti-Trump zijn en hij in alle openheid zijn eigen daden bespreekt (kennelijk in de overtuiging dat die informatie niet bij de volgers van Trump terecht komt, of, als dat wel het geval zou zijn, deze informatie geen gevolgen heeft; dat hij, integendeel, bewondering wekt). Daarin komt hij overeen met Donald Trump, die niet alleen de misdaad begaat, maar er ook genoegen uit haalt kenbaar te maken dat hij ermee wegkomt - en dit is een belangrijke reden waarom zijn aanhang hem trouw blijft.

391) Waarom dit precies zo ijzingwekkend is, komt naar voren in Hiding in Plain Sight van Sarah Kendzior. Ze laat zien hoe de Amerikaanse democratie (overigens in alle openheid) in de loop der jaren, met hulp van Rusland, is uitgehold en gecorrumpeerd, hoe de Republikeinse partij door het criminele netwerk van Trump is opgeslokt en geïntimideerd en hoe de publieke opinie wordt gecontroleerd.

Dat laatste lukt de laatste tijd het minst, met name vanwege de coronacrisis, en het lijkt me uitgesloten dat Trump de verkiezingen in november legaal zal gaan winnen. Dat betekent dus dat hij de verkiezingen waarschijnlijk zal kapen of annuleren. Kendzior maakt zich hier, getuige haar duistere epiloog, ook geen illusies over: ze verwacht niet dat dit tijdperk tijdens haar leven nog zal eindigen.

392) Eén van de 'Stone's rules' die wordt besproken in Get me Roger Stone is: 'Hate is a stronger force than love'. Ik zie de logica van die observatie wel, maar weiger me daarbij neer te leggen. Net als Kendzior overigens: iets verwachten, zegt ze, is iets anders dan het accepteren en ze zal blijven vechten voor een betere toekomst voor de generaties die na haar komen. Vechten, zegt ze, betekent in haar geval: het vertellen van de waarheid. Wat betekent het in mijn geval?

vrijdag 24 juli 2020

Notitie #387

MB noemt (op Facebook) het extatische landschap in 'paternalistisch', omdat de vrouwelijke godheid in de bundel niet aan het woord komt. Als oordeel over de bundel (zoals hij het bedoelt) is die opmerking waardeloos, de bundel is een liefdesverklaring, en het is bovendien niet waar: er zijn verschillende plekken aan te wijzen waarin op zijn minst een poging wordt gedaan Haar perspectief weer te geven.

Dat neemt niet weg dat het een goede analyse is van het probleem waar het in de bundel om draait (en dat Alexis de Roode, waar MB op reageerde, helder verwoordde). De ongelijkheid begint bij de liefdesverklaring, het verlangen dat wordt uitgedrukt en de poging dat volledig uit te spelen. De bundel is 'paternalistisch', dat is precies het probleem, maar niet zozeer het probleem van de bundel.

vrijdag 3 juli 2020

Notitie #386

De formuleringen in het liedje 'Better days' van Peggy Sue (van hun nieuwe album Vices) zijn algemeen, bijna wijds, maar slaan de hele tijd op particuliere, kleine situaties. Een soort omkering van het adagium dat je het algemene in het kleine kunt laten zien: 'There is love in every word that I don't say,  there is love in every step he takes the other way'. Als melancholisch liefdesliedje is het pretentieloos (en daar hou ik van), maar er resoneert, misschien onbedoeld, iets mee dat het pretentieloze liefdesliedje overstijgt - en daar ligt voor mij de grootste schoonheid: 'On my better days all I see is love/ but in between all that I see is that it's not enough'.


zaterdag 20 juni 2020

Notities 384-385

384) Gesprek met J. over de notie ‘verovering’, n.a.v. een sterk essay van actrice en schrijfster Brit Marling. Marling verhaalt over haar moeite met de rollen die vrouwen in films en series te spelen krijgen. Versimpeld weergegeven komt het erop neer dat de vrouw algemeen wordt geportretteerd als object: een lustobject, of als ‘sterke vrouw’, wat net zo goed een projectie is van het beeld dat mannen van vrouwen hebben en waar het bovendien altijd slecht mee afloopt. Sterke vrouwen betalen een prijs voor hun eigen stem en positie.

Bijna per ongeluk kwam ik tot de conclusie dat mijn eigen bundel een bundel over ‘verovering’ is (al mijn bundels, eigenlijk). In mijn beleving zijn het allemaal liefdesgedichten, maar misschien is dat hetzelfde. Tijdens #metoo las ik met instemming een tweet die ongeveer luidde: ‘Het probleem van seksueel geweld is niet de seks, maar het geweld’. Ik vond dat een goed antwoord op de mannen die klaagden dat het kijken naar, praten tegen of werken met vrouwen problematisch was geworden.

Maar ik denk dat de werkelijkheid genuanceerder ligt, dat seks een gewelddadige component heeft en dat liefde en verlangen destructief kunnen zijn. Het probleem in het (alledaagse) contact tussen mannen en vrouwen is er wel degelijk en het probleem van seksueel geweld is óók het probleem van de seks. Het is belangrijk dat te onderkennen, want precies daarom moet de vrouw een maatschappelijke rol gaan spelen die onafhankelijk is van (mannelijke en vrouwelijke) seksualiteit.

385) In Sisters of Salome, dat ik net uit heb, komt Toni Bentley feitelijk tot een vergelijkbare conclusie als Marling. Nadat de vrouw in Wildes Salome door haar seksualiteit macht kreeg over de man, werd zij door de danseressen die haar begin twintigste eeuw uitbeeldden nadrukkelijk gebruikt als vehikel tot vrijheid en onafhankelijkheid. Met al deze danseressen loopt het (in persoonlijk en/of professioneel opzicht) slecht af.

Behalve Colette, die (in de woorden van Bentley) Salome transformeert tot een ‘echte’, d.i. complete, vrouw. Ik heb een beetje mijn twijfels bij deze conclusie, maar de lijn die Bentley beschrijft is wel fascinerend, vanwege de wisselingen in gender en seksuele gerichtheid die Salome in het betoog ondergaat.

maandag 8 juni 2020

Notitie #383

Every single work of art is the fulfilment of a prophecy: for every work of art is the conversion of an idea into an image, schrijft Oscar Wilde in De Profundis. Hij vervolgt: Every single human being should be the fulfilment of a prophecy; for every human being should be the realization of some ideal, either in the mind of God or in the mind of man.

Wilde rekt in het eerste deel van de passage de definitie van 'profetie' zo ver op, dat de realisatie van een idee er de vervulling van betekent. In die brede definitie zou ook elk ander idee eronder kunnen vallen, dus ook bijvoorbeeld het bouwen van een gebouw, of het idee om het tuinhekje groen te schilderen. Maar hij beperkt de notie nadrukkelijk tot het domein van de kunst (het beeld): een kunstwerk is niet zomaar iets dat door mensen wordt gemaakt, het is ook niet iets concreets als een gebouw of een tuinhekje: het kunstwerk bevindt zich (als beeld) tussen het idee en de concrete wereld - waarbij het 'idee' waar het uit voortkomt iets goddelijks, of in ieder geval iets magisch is.

Als bij een vergelijking stelt hij dat de mens óók de vervulling van een profetie zou moeten zijn: hij transponeert het 'idee' naar 'ideaal'; de 'conversie' wordt de 'realisatie' en het besliste 'is' is veranderd in 'should be'. De profetie in het tweede deel van de passage is dus meer absoluut en stoffelijk, en daardoor onzekerder: het kunstwerk representeert (als conversie van een idee in een beeld) geen ideaal en hoeft dus, in tegenstelling tot de imperfecte mens, niet beter te zijn dan het is.

Tegelijkertijd komt de hele passage wel degelijk voort uit de analogie die Wilde zag tussen het kunstwerk en de mens: ze zijn allebei, of zouden dat moeten zijn, de vervulling van een profetie. De laatste toevoeging (either in the mind of God or in the mind of man) stelt dat de (ideale) mens 'Gods kunstwerk' is, maar óók dat van de mens zélf. De profetie, kortom, geldt het kunstwerk en/of de mens, is afkomstig van God en/of de mens en resulteert tenslotte in het kunstwerk en/of de (ideale) mens.

zaterdag 30 mei 2020

Notitie #382

Korte correspondentie met Roelof ten Napel. Hij wijst me er o.a. op dat het punt dat ik in Notitie #381 maak, n.a.v. zijn essay 'Het ongemak hoort' in De Gids, ook door hemzelf in het essay is verwoord. Maar hij wilde juist de andere kant benadrukken, omdat precies het argument dat ik hanteerde de discussie vaak doodslaat.

Zijn betoog lijkt me belangrijk. En hij heeft natuurlijk gelijk: ik heb het essay niet goed genoeg gelezen en zag daardoor onvoldoende dat hij het gesprek een stap verder bracht. Ik denk dat ik aansloeg op de scherpte van zijn formuleringen. Dat ik me aangesproken voelde. In discussies krijg ik wel eens het verwijt een 'gemakzuchtige' idealist te zijn, die het idealisme alleen in woord belijdt. Zoals dat wel vaker bij verwijten gaat: ik ben het er niet mee eens, maar het kruipt wel onder mijn huid. Want wat is mijn 'idealisme' in feite méér dan hier en daar een gedicht of notitie, een incidentele 'like' of 'retweet', af en toe een handtekening onder een petitie?

Punt is dat ik iemand van het woord ben. Ik druk me uit in woorden en voor het overige probeer ik me zo goed en kwaad als dat gaat te gedragen naar mijn standpunten. Dat laatste klinkt als een open deur, maar is voor de meegaande conflictmijder die ik ben niet altijd eenvoudig. Daarbij moet ik mezelf er steeds opnieuw aan herinneren dat taal niet eens primair werkelijkheid maakt, zoals ik schreef, maar vooral werkelijkheid is. Als dat niet zo was, zou het schrijven van poëzie (in mijn geval) nergens op slaan.

Maar Roelof ten Napels walging geldt veel meer de veronachtzaming van, in zijn woorden, 'het ongemak', 'de smerige werkelijkheid', alsof die verdwijnen met een verandering van taalgebruik, en dat is een veel ingewikkelder onderwerp.

In een iets eerdere notitie (#379) had ik het over mijn intuïtieve keuzes bij het aanwijzen van mijn favoriete albums. Het viel me daarbij op dat mijn smaak grotendeels is bepaald door witte, heteroseksuele mannen. Een onprettig besef, dat de onzekerheid voedt dat ik uiteindelijk, ondanks mijn goede bedoelingen, tóch die gemakzuchtige idealist ben. Of, preciezer misschien: dat ik vermoed dat mijn standpunten in de kern voortkomen uit, en aansluiten bij de dominantie van witte, heteroseksuele mannen. Ten Napel heeft gelijk als hij schrijft dat de cosmetische aanpassing van de taal alléén een luxe is.

Maar enfin, er is natuurlijk een verschil tussen de cultuur waar ik uit voortkom en de cultuur die ik voorsta. Roelof ten Napel haalt ook Celan aan, die eens zei dat poëzie niet de wereld verandert, maar het in-de-wereld-zijn. Dat is, zou ik zeggen, óók een verandering van de wereld, hoe klein ook.

vrijdag 22 mei 2020

Notities #380-381

380) Op zijn sterfbed bekeerde Oscar Wilde zich tot het katholicisme. Twee jaar eerder, toen hij in de gevangenis De Profundis schreef, beleed hij al zijn liefde voor Christus: in deze, op meerdere manieren indrukwekkende brief, trok Wilde de Christusfiguur (terecht, volgens mij) nadrukkelijk het domein van de kunst in: Christ's place indeed is with the poets. Kennelijk was het op dat moment, daarom, nog niet noodzakelijk om zich te bekeren. Dat hij zich in het zicht van zijn dood wél bekeerde, lijkt me een ultieme vorm van overgave.

381) Roelof ten Napel verwoordt de kern van zijn korte essay 'Het ongemak hoort' in De Gids scherp: Het verlangen van met name hoogopgeleide mensen om hun taal te zuiveren doet me walgen, wanneer dat verlangen niet gepaard gaat met het besef dat dat een luxe is, noch met het lef de smerigheid van de wereld, die aan de smerigheid van woorden voorafgaat en zonder die woorden ook wel blijft bestaan, onder ogen te zien.

Als ik naar mezelf kijk, en ik heb geen aanleiding te geloven dat ik een uitzondering ben, komt dat verlangen juist voort uit het besef van de 'smerigheid van de wereld'. Die smerigheid gaat echter niet alleen vooraf aan de woorden, maar volgt er ook uit. Wie taal gebruikt, zou zich ervan bewust moeten zijn dat die taal niet alleen voortkomt uit de werkelijkheid maar ook dat taal werkelijkheid maakt. Het gaat niet om politieke correctheid of zelfcensuur: het gaat er om de overeenkomsten tussen sociale en talige structuren te signaleren en daar naar te handelen.

vrijdag 1 mei 2020

Notities #378-379

378) Claude Monet schilderde een belangrijk deel van zijn waterlelies tijdens de Eerste Wereldoorlog, terwijl rond zijn tuin in Giverny de gewonde soldaten werden verpleegd. Een verbijsterend gegeven, niet in de laatste plaats voor hemzelf. De omstandigheden zijn natuurlijk niet te vergelijken, maar ik begrijp hem deze dagen beter. Het is geen escapisme. Het is overleven.

379) Op Facebook meegedaan aan een spelletje: plaats 10 covers van albums die belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van je muzikale smaak. Leuk om te doen, maar ik realiseerde me al snel dat mijn lijst vrijwel uitsluitend bestaat uit witte mannen. Dat zegt iets over de cultuur waarin ik ben opgegroeid, maar ook over mezelf. Meer precies: wie ik ben. Een pijnlijke constatering.

zaterdag 25 april 2020

Notitie #377

Gesprek (via chat) met JvL, o.a. naar aanleiding van een filmpje waarop Beatles-producer George Martin op bezoek gaat bij Beach Boy Brian Wilson, als onderdeel van zijn zoektocht naar, als ik het goed heb begrepen (ik ken de serie niet), de bestanddelen van een goede melodie.

Wat maakt een melodie 'mooi'? Daar is vast literatuur over. Mij lijkt het antwoord in eerste instantie te liggen in een overeenkomst tussen zingen en praten. Ik weet eigenlijk niet of de mens eerst praatte en daarna, om het palet aan uitdrukkingsmogelijkheden te verrijken, begon te zingen, of andersom: dat de mens eerst begon te zingen en vervolgens, om directer te kunnen communiceren, de spreektaal ontwikkelde. Waarschijnlijk geen van beide, en ontwikkelden spraak en zang zich gelijktijdig. Hoe dan ook, er hoeft volgens mij geen discussie over te zijn dat zang/muziek een 'diepere' vorm van communicatie is dan spraak.

Poëzie bevindt zich ergens in het middengebied tussen spreektaal, geschreven taal, zang, geluiden in het algemeen en beelden. Het frustrerende, schreef ik JvL, is dat poëzie dit allemaal niet is. Althans, het is dat niet in de context waarin het moet functioneren: een gedicht wordt gepubliceerd op papier (of op een scherm) en is dus (uitsluitend) geschreven taal; of een gedicht wordt voorgelezen op een podium en is dan in het beste geval een gemankeerd muziekstuk (ik bedoel: een kunstwerk dat altijd dichter bij de ratio zit dan muziek, een kunstwerk dat iets zegt en niet primair iets is).

Het gevoel van onmacht dat me bij het schrijven van poëzie vaak overvalt is hier misschien uit te verklaren. Een poëzie die als al het andere waarneembare wordt ervaren, wordt niet primair opgeschreven.

maandag 20 april 2020

Citaat 20 april 2020

Words are beautiful but restricted. They're very masculine, with a compact frame. But voice is over the dark, the place where there's nothing to hang on: it comes from a part of yourself that simply knows, expresses itself, and is.

- Jeff Buckley (1966-1997)

zaterdag 1 februari 2020

Notitie #376

Zojuist las ik in een eetcafé het slot van Joan Didions Blue Nights. Het greep me onverwacht aan, wat in die situatie een beetje onhandig was. Het boek heeft meer ontroerende passages, maar een groot deel leest ook als een klaagzang op het ouder worden. Als een verzet tegen een open deur: de vergankelijkheid. De slotalinea maakt er een hartverscheurende liefdesverklaring van: aan het leven, aan de verbeelding. En aan haar dochter.

Blue Nights wordt gepresenteerd als een memoir n.a.v. het (in 2005 op 39-jarige leeftijd) overlijden van haar (geadopteerde) dochter Quintana Roo, en dat is het ook, maar in dat opzicht is het beperkt. Didion portretteert haar dochter niet, en hoewel ze wel vragen stelt over de psyche van haar dochter, laat ze het dikwijls bij vragen. Het hele boek door bewandelt ze zijweggetjes: dat is noodgedwongen, vanwege het grote en bijzonder pijnlijke onderwerp. Ze benoemt het schuldgevoel over een gebrek aan aandacht toen haar dochter klein was, het gebrek aan inlevingsvermogen bij de demonen waar Quintana mee worstelde, allemaal menselijke tekortkomingen. Ook beschrijft ze nogal virtuoos haar eigen angsten, haar gezondheidsproblemen, haar manische werklust na het overlijden van haar man en dochter, etc., steeds met terugkerende zinnetjes - als houvast, lijkt wel.

Het beeld van de blauwe nachten is mooi gekozen: ze bedoelt er de blauwheid mee, die de avonden in New York aan het begin van de zomer hebben - tot het nacht wordt en het blauw is verdwenen, waar je zou willen dat die de hele nacht blijft. Om de leeservaring niet te bederven, zal ik de laatste zin van het boek hier niet citeren. Wel kan ik zeggen, dat het een prachtige paradox is. In de betreffende alinea betoogt ze dat de angst niet hetgeen betreft wat verloren is gegaan: dat is immers al verloren. De angst betreft hetgeen nog verloren kan gaan. Maar nu haar man en dochter dood zijn, kan ze met geen mogelijkheid nog een naam invullen op het formulier waar gevraagd wordt wie bij een noodgeval moet worden gewaarschuwd. Wat kan er nog verloren gaan? En dan komt die slotzin, waarin ze er in de eerste plaats in slaagt haar liefde voor haar dochter uit te drukken, en tegelijk stelt ze op een bepaalde manier, hoe tijdelijk ook, de vergankelijkheid en de dood buiten werking.