vrijdag 30 juni 2023

Notitie #462

Het verleden en de toekomst bestaan niet, aldus Jan Keij in zijn uitleg van de filosofie van Levinas (in relatie tot het boeddhisme) in Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas. Wat steeds bedoeld wordt, is dat je steeds alleen het heden kunt waarnemen; dat het heden uiteindelijk het enige is dat er is. En zelfs dat is de vraag, want het heden is, aldus ook Keij, op te vatten als een leegte die verleden en toekomst aan elkaar verbindt: 'verleden en toekomst zijn rechtstreeks aan elkaar geplakt'. Daarom beschouwt het boeddhisme het heden niet als een tijdsmodaliteit maar wordt het beschouwd als een 'tijdsloze tijd', een 'eeuwig present'.

Het niet bestaan, of het 'illusoire' van heden en toekomst lijkt me al te theoretisch. Dat zou betekenen dat wat we niet (direct) waarnemen, ook niet bestaat (of illusoir is). Transponeer je de gedachte naar 'plaats', zouden Nederland en Engeland niet bestaan als je op een bootje op de Noordzee zit. Dat is dus onzin. Geheugen en verbeelding worden hier ten onrechte gediskwalificeerd als manier om de werkelijkheid te ervaren.

maandag 19 juni 2023

Notitie #461

In haar Herinneringen aan Anne Frank beschrijft Miep Gies dat ze jarenlang heeft geweigerd het dagboek van Anne Frank te lezen. Toen ze het uiteindelijk toch deed, was ze daar erg gelukkig mee: Anne's stem rolde van de bladzijden af, vol leven, vol nieuwsgierigheid, met al haar stemmingen en gevoelens. Ze was niet langer dood, maar in mij tot leven gekomen.. 

Dat is mooi gezegd: in mij tot leven gekomen. Het is natuurlijk een open deur, dat iemand in de herinnering, of in het hart voortleeft, terwijl die iemand fysiek niet minder dood is. Het is dan ook in letterlijke zin geen 'leven', dat de stem van Anne Frank teweegbrengt, maar eerder een 'aanwezigheid'. Een aanwezigheid in andere mensen. Dat is overigens géén 'voortleven in de herinnering', want vrijwel alle lezers van het dagboek hebben Anne Frank nooit persoonlijk gekend. Het is een 'zijn' zonder lichaam, een 'zijn' dat alleen in andere 'zijnden' kan bestaan. Een stem.

Daarom slaat Annie Romein-Verschoor de plank mis, in de inleiding bij de eerste druk, als ze het dagboek 'on-literair' noemt, en: 'niet het werk van een groot schrijfster'. Ze bedoelt te zeggen dat het werk niet geposeerd is, niet geconstrueerd, waarna ze de directheid en onbevangenheid van het geschrevene roemt. Maar dat zijn bij uitstek literaire kwaliteiten, veel méér dan stillistische virtuositeit en/of het vermogen een verhaal te construeren.

Tenslotte noemt ze het ontroerende aan dit dagboek hoe die kleine dappere geranium daar heeft staan bloeien en bloeien achter de geblindeerde ramen van het achterhuis. Daar wil ik niets aan afdoen. Van mij had Romein-Verschoor wel wat meer het schandaal mogen benaderukken, dat die onschuldige, 'dappere geranium' op een verschrikkelijke manier heeft moeten omkomen. Die nadruk was in 1947 misschien niet zo nodig, anno 2023 mag de horror van de Holocaust wel wat minder subtiel onder de aandacht worden gebracht.