380) Op zijn sterfbed bekeerde Oscar Wilde zich tot het katholicisme. Twee jaar eerder, toen hij in de gevangenis De Profundis schreef, beleed hij al zijn liefde voor Christus: in deze, op meerdere manieren indrukwekkende brief, trok Wilde de Christusfiguur (terecht, volgens mij) nadrukkelijk het domein van de kunst in: Christ's place indeed is with the poets. Kennelijk was het op dat moment, daarom, nog niet noodzakelijk om zich te bekeren. Dat hij zich in het zicht van zijn dood wél bekeerde, lijkt me een ultieme vorm van overgave.
381) Roelof ten Napel verwoordt de kern van zijn korte essay 'Het ongemak hoort' in De Gids scherp: Het verlangen van met name hoogopgeleide mensen om hun taal te zuiveren doet me walgen, wanneer dat verlangen niet gepaard gaat met het besef dat dat een luxe is, noch met het lef de smerigheid van de wereld, die aan de smerigheid van woorden voorafgaat en zonder die woorden ook wel blijft bestaan, onder ogen te zien.
Als ik naar mezelf kijk, en ik heb geen aanleiding te geloven dat ik een uitzondering ben, komt dat verlangen juist voort uit het besef van de 'smerigheid van de wereld'. Die smerigheid gaat echter niet alleen vooraf aan de woorden, maar volgt er ook uit. Wie taal gebruikt, zou zich ervan bewust moeten zijn dat die taal niet alleen voortkomt uit de werkelijkheid maar ook dat taal werkelijkheid maakt. Het gaat niet om politieke correctheid of zelfcensuur: het gaat er om de overeenkomsten tussen sociale en talige structuren te signaleren en daar naar te handelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten