dinsdag 28 oktober 2014

Notities #136-138

136) Herman de Coninck heeft eens gezegd dat het het moeilijkst is een ‘eenvoudig’ gedicht te schrijven. Te vaak heb ik tijdens het schrijven van gedichten hetzelfde gevoel als wanneer ik gitaar speel: er klinkt van alles mee. Soms is dat wel goed maar is het eigenlijk niet de bedoeling dat ik dat laat klinken. Soms is het gewoon ruis.

Het moet meestal directer, preciezer. Kaler. Het gedicht is vaak dat bekende blok marmer van Michelangelo waar de essentie uit gehakt moet worden. Eventuele onvolkomenheden kunnen hun charme hebben, maar zijn vaker precies dat: onvolkomenheden.

Al zijn die, geloof ik, vaak ook de essentie.

137) In een interview uit 2011, naar aanleiding van het aangekondigde einde van de band gaan Michael Stipe en Mike Mills van R.E.M. in op de titel van hun afrondende verzamel cd: Part lies, part heart, part truth, part garbage. Die titel is hoe de bandleden hun eigen oeuvre typeren, waarbij met het gedeelte garbage wordt bedoeld dat je 'rock ’n roll niet te serieus moet nemen'.

Een opvallende opmerking van een band die zichzelf volgens mij decennialang juist uitermate serieus heeft genomen. Waarom zou je in een retrospectief een deel van je oeuvre presenteren als ‘troep’? Volgens mij neem je de ‘troep’ dan óók serieus.

138) Met enige regelmaat plaatst Deborah de Robertis foto’s van zichzelf op haar Facebookpagina, met daarnaast, in beeldrijm, een afbeelding van een heilige. Soms is het zelfportret de imitatie van het heiligenbeeld, soms lijkt het omgekeerde het geval. De nadrukkelijke lichamelijkheid van haar werk onderstreept de heiligheid van het (onvolkomen) lichaam.

Niet alleen het hare trouwens. Laatst postte ze een foto van de mij onbekende fotograaf Ricard Burton, van een damesslip met menstruatiebloed.

Die eenvoudige directheid bedoel ik eigenlijk. Die serieuze, 'heilige' troep.

Foto: Ricard Burton

zondag 26 oktober 2014

Notitie #135

Eindelijk ben ik begonnen in Het West-Vlaams Versierhandboek van Thomas Blondeau. In sommige passages lacht hij de dood in zijn gezicht uit. Dat vind ik mooi. En op een bepaalde manier troostend. Hij lacht ook het leven uit, trouwens. Hij heeft een soort spot die ik altijd wonderlijk heb gevonden. Dikwijls bikkelhard, maar altijd met mededogen. Dikwijls heel erg grappig, maar altijd klinkt een diepe ernst mee. Een bijzonder boek. Om het recht te doen moet ik proberen het te lezen zonder die loodzware schaduw die eroverheen hangt. Moet ik de dood in zijn gezicht uitlachen.

zondag 5 oktober 2014

Notities #132-134

132) In een interview tijdens Literature Late Night in Den Haag vertelde Niña Weijers dat de redacteur het essay over Bas Jan Ader eigenlijk uit De consequenties had willen hebben, maar dat ze erop had gestaan dat het erin bleef. Voor beide standpunten valt iets te zeggen. Het is niet door een personage geschreven, het is dus een plek waar de auteur heel dwingend aangeeft hoe de roman geïnterpreteerd moet worden. Als zodanig is het geslaagd. Als essay is het verder aan de magere kant: ze zegt er niet veel meer in dan wat algemeen bekend is over Ader. Ze had de strekking van het essay prima impliciet kunnen laten. Tegelijk vind ik dat vreemde, ongerijmde wel mooi - en vind ik dat ze daar wel verder in had mogen gaan.

133) F. stelde laatst dat ze zich had geërgerd aan het ‘seksistische’ in mijn poëzie. Ik zou zelf het woord ‘seksistisch’ niet gebruiken maar begrijp haar ergernis wel.

Door hun seksualiteit worden man en vrouw voor elkaar ‘de ander’. Ik zou ‘seksisme’ definiëren als het de vrouw beschouwen als minderwaardig vanwege haar vrouw-zijn. Anderzijds kun je de drang de vrouw te bezitten (wellicht zelfs te overheersen) beschouwen als ‘seksistisch’. Van het eerste is in mijn poëzie m.i. geen sprake. Van het tweede wel.  Het eerste is namelijk de ontkenning (of opheffing) van ‘het heilige vrouwelijke’; het tweede de bevestiging ervan. Die tweede vorm van ‘seksisme’ is te beschouwen als een vorm van eerbied, van mateloze liefde (vgl. Du Perrons Het land van herkomst).  

134) Emil Cioran omarmt in zijn essay ‘De omgang met mystici’ de tegenstrijdigheden in het werk van de grote mystici. Hij fulmineert tegen interpretaties van het werk die daar eenheid in willen brengen. Hij noemt dat ‘systeemdwang’: “Angelus Silesius houdt zich […] minder bezig met God, dan met zijn God. […] De één zowel de ander slooft zich uit om de uitspraken netjes op orde te brengen […]. Ze willen weten wat hun auteur dacht van de eeuwigheid en van de dood, systeemfanaten die ze zijn. Wat hij ervan dacht? Van alles en nog wat! Het waren zijn eigen, persoonlijke en absolute ervaringen. Zijn God is nooit afgerond, altijd onaf en veranderlijk.”