dinsdag 16 april 2019

Notities #346-348

346) Gesprek over de beroemde opmerking van Tracey Emin over haar The Bed, 'It's art because I say it is'. Ze stelt daarin dus nadrukkelijk dat niet de beschouwer bepaalt wat kunst is, maar de kunstenaar. De opmerking stelt de vraag '(Waarom) is dit kunst' buiten werking door te zeggen dat alles (in de juiste context) kunst kan zijn. Haar The Bed, het beeldende equivalent van een ready made, illustreert dat.

347) Het gesprek over Emin vond plaats in de context van de uitlatingen van Thierry Baudet over hedendaagse kunst, die overeenkomen met de opmerkingen van Roger Scruton, die ik eerder op dit blog besprak. De conservatieve (nee: reactionaire) afwijzing van moderne kunst, zoals Baudet meerdere malen heeft geformuleerd, gaat ervan uit dat is te definiëren wat kunst is, en stelt vervolgens dat die ene definitie waar zij het mee eens zijn de waarachtige is. Alsof kunst iets is dat geen relatie heeft met de maatschappij en alsof de maatschappij iets is dat niet aan ontwikkeling onderhevig is.

348) Opvallend trouwens, hoe de Beatles vaak door conservatieven (als Baudet) worden omarmd. Een kus des doods van mensen die het oeuvre niet kennen en afgaan op de bekende nummers. Al vermoed ik ook dat de gespletenheid van een figuur als McCartney daar debet aan is: hij was, zeker als Beatle, een vernieuwer die tegelijk heel traditioneel was - wat een verklaring kan zijn waarom de Beatles nog steeds zo geliefd zijn.

donderdag 11 april 2019

Notitie #345

Terecht stelt Menno ter Braak zich in zijn essay Het nationaal-socialisme als rancuneleer (1937) de vraag waarom het fascisme niet al veel eerder op is gekomen: Max Scheler had al in 1919 de rancune gesignaleerd, die volgens Ter Braak de voedingsbodem van het nationaal-socialisme was. Het antwoord is, lijkt me, dat de dynamiek waarin de rancune zich openbaart per tijdvak verschillend is. Ter Braak geeft zelf al aan dat de rancune ook een verschijnsel is van o.a. de democratie, het socialisme en het christendom: dat het dus verschillende verschijningsvormen heeft.

Het essay is recent opnieuw uitgegeven omdat het iets zegt over onze tijd. Belangrijk is de notie dat de rancune 'tot de meest essentiële verschijnselen van onze cultuur [behoort]'. De 'mens van het ressentiment [...] wrokt, omdat hij in de wrok althans de lust beleeft van de permanente ontevredenheid; hij koestert de wraakgedachte zoals de artiest het l'art pour l'art [...]'.

Precies dat gegeven kenmerkt onze tijd ook. De westerse wereld is nog nooit zo welvarend geweest, tegelijk wordt het (juist dóór die welvaart) geregeerd door ontevredenheid, angst en - ja, rancune. Dat dit gegeven in politiek opzicht vooral koren op de molen is van (extreem) rechts, moet te maken hebben met het steeds extremere kapitalisme, waar de westerse wereld steeds nadrukkelijker op functioneert. Het idee recht te hebben op welvaart, en daar nooit genoeg van te hebben.

Het voornaamste verschil met 1937 is dat de rancune niet alleen dagelijks wordt gevoed door krantenberichten, maar ook door bijvoorbeeld de social media. Het kwaad waar dit toe leidt, is tot op zeker hoogte willekeurig, omdat het afhangt van de leider die de rancune, doorgaans met behulp van een trosje zondebokken, weet te mobiliseren. Lieden als Trump en Baudet laten zien dat de rancune overal vijanden zoekt.