maandag 28 mei 2018

Notitie #305

In het eerste hoofdstuk van zijn Aardse mystiek, 'Wat is levensfilosofie?', duidt Arnold Ziegelaar de 'aardse mystiek' als '[...] het streven naar of de ervaring van [eenheid met de natuur], die met de menswording in permanente zin onmogelijk lijkt te zijn geworden.' In de daarop volgende alinea wordt een dualiteit tussen religie en filosofie geïntroduceerd:

Religie baseert zich op schriftelijk vastgelegde openbaringen aan bijzondere personen, terwijl de filosofie uitgaat van de natuurlijke rede en van natuurlijke ervaringen.

De formulering over religie vermijdt het woord 'bovennatuurlijk', maar uit de herhaling van het woord 'natuurlijk' in het gedeelte over de filosofie wordt duidelijk dat dat woord wel degelijk werd bedoeld. Of bedoelt hij het meer 'populistisch': 'in tegenstelling tot de religie wordt de filosofie opgetekend door normale (natuurlijke?) mensen'? In het eerste hoofdstuk gaat hij niet verder op deze dualiteit in, kennelijk ziet hij daar geen aanleiding toe.

Ziegelaar lijkt in zijn boek te willen komen tot een beschrijving van de 'mystiek' ('eenwording met de natuur'), zonder daar de religieuze ervaring bij te willen betrekken. Dat is vanuit zijn oogpunt wel te begrijpen, hij is immers geen theoloog, maar de manier waarop hier het religieuze domein terzijde wordt geschoven komt me wat al te gemakkelijk voor. Hij gaat uit van een nogal kinderachtig beeld van het religieuze denken en de religieuze ervaring: als iets dat niet feitelijk is en daardoor geen verband houdt met, en niet relevant is voor het dagelijkse leven. Dat is ronduit onzin.

Maar misschien interpreteer ik de passage verkeerd: hier wreekt zich dat Ziegelaar zijn noties onvoldoende definieert: wat bedoelt hij eigenlijk als hij 'religie', 'bijzonder' en 'natuurlijk' zegt? Mogelijk komt hij daar later in zijn boek nog aan toe, maar als Ziegelaar in zijn boek echt wil komen tot een 'aardse mystiek' is dit wel een valse start.

dinsdag 8 mei 2018

Notitie #304

'Everything looks worse in black and white'. Het is de conclusie van 'Kodachrome', een min of meer eenvoudig, rock 'n roll-achtig liedje van Paul Simon. De tekst gaat over hoe de kleurenfoto's van Kodachrome de werkelijkheid verfraaien. De sleutelregel uit het refrein, 'makes you think all the world's a sunny day, oh yeah' vind ik daarom ronduit ontroerend: het liedje drukt levenslust uit en baseert dat expliciet op een illusie.

Daarom heb ik steeds het idee dat die conclusie over zwart-wit foto's niet klopt. Het liedje gaat over de tegenstelling tussen de werkelijkheid en kleurenfoto's, niet over die tussen zwart-wit foto's en kleurenfoto's. Bovendien hebben sommige zwart-wit foto's precies hetzelfde verfraaiende effect dat de kleurenfoto's volgens het liedje hebben.

Paul Simon moet dat idee zelf ook hebben gehad want tijdens het beroemde concert met Art Garfunkel in Central Park paste hij de tekst aan in 'everything looks better in black and white' - wat lekkerder rijmt met het 'together' uit de voorgaande regel, maar inhoudelijk evenmin klopt.

Of juist net zo goed. Het laatste couplet ('if you took all the girls I knew when I was single...') gaat immers niet meer over de verfraaiing van de werkelijkheid door kleurenfoto's, maar over de verfraaiing van de werkelijkheid door de verbeelding en/of het geheugen. Dan klopt het allebei: 'everything looks worse in black and white', want de kleurenfoto's verfraaien de werkelijkheid, en 'everything looks better in black and white', want de zwart-wit foto's stimuleren de verbeelding.

Dat laatste is een wezenlijk ander betoog. Of misschien is het beter te zeggen dat het een overtreffende trap is van het betoog over de kleuren van Kodachrome.