Wladyslaw Strzeminski - Afterimages of Life (1932) |
357) Een radicale opmerking van de Poolse avantgardist Wladyslaw Strzeminsky (1879-1952): "Ik definieer kunst als het scheppen van een eenheid van organische vormen die in hun organische structuur parallel zijn aan de natuur. De weergave van vormen die in de wereld reeds bestaan is reproductie en geen schepping, het is daarom geen kunst."
Die laatste opmerking kan ik niet anders lezen dan: 'kunst die niet abstract is, is geen kunst' - een opzichtig kortzichtige opmerking. De eerste zin, daarentegen, komt in de buurt van mijn eigen opvatting, waarin niet zozeer de zegging, maar het zijn van het kunstwerk centraal staat, en waarin het kunstwerk zich ontwikkelt en ontvouwt volgens geheel eigen wetten.
358) Het werk van Strzeminsky is naar mijn idee niet zozeer een breuk met de (meer figuratieve) voorgangers (hij zet zich in bovenstaande passage met name af tegen de kubisten): het vormt daarentegen een eindpunt. De impressionisten waren de eersten die het probleem van de waarneming centraal stelden. Strzeminski ontwikkelde een hele theorie van het 'zien' en hield zich bezig met het zogeheten 'nabeeld': de vorm die je ziet als je heel intensief naar iets kijkt en dan je ogen sluit.
Ik heb zijn Theory of vision (nog) niet gelezen, maar mijn eerste gedachte was dat Strzeminski zich met dit project op een dwaalspoor bevond: met de afbeelding van de 'echo' van het beeld raak je alleen maar verder van het af te beelden beeld verwijderd. Ongetwijfeld was dit precies Strzeminski's bedoeling. Dat impliceert dat de 'kern' van wat hij wilde afbeelden zich aan de andere kant van het waarneembare bevindt, en dat hij dat alleen kon naderen via de echo (van de echo, van de echo).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten