Interessant aan het lurianisme is dat het uitgaat van een onvolmaakte God. De mythe van 'het breken van de vaten' (shevirat ha-kelim) ligt eraan ten grondslag. Heel kort gezegd komt het erop neer dat God faalde in Zijn eerste poging om de schepping ('een systeem van geëmaneerde goddelijke krachten') te creëren. De eerste scheppingsdaad van God is een zich terugtrekken, een leegte dus, het En Sof, waarmee God ruimte voor de schepping maakt. In het En Sof wordt het goddelijk licht gegoten, maar de 'vaten' kunnen de hoeveelheid goddelijk licht niet aan, waardoor de onderste zeven vaten breken. De crisis die als gevolg hiervan ontstaat, moet door individuele mensen worden opgelost: hun daden produceren 'vonken', waarbij de 'goede' vonken de verlossing dichterbij brengen, de 'slechte' vonken, de zonden, vergroten daarentegen de afstand tot die verlossing.
In de christelijke beeldentaal staat het breken van een vat, of een kruik, symbool voor het breken van het maagdenvlies. Net als het scheppingsverhaal uit Genesis kun je volgens mij de luriaanse uitleg van de schepping uitleggen als het verhaal van een zondige coïtus. Het verschil is dat dit in Genesis gebeurt in Gods schepping. In het lurianisme vindt die plaats in de leegte die God heeft achtergelaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten