Korte discussie met JM over de vertaalbaarheid van poëzie. Hij noemde mijn opmerking (n.a.v. de bundel van Fatena Al Ghorra) dat poëzie 'eigenlijk onvertaalbaar is' 'onzin': er gaat iets verloren, zegt hij, maar er wordt ook iets gewonnen. Dat is een open deur.
Ik bedoelde aan te geven dat de woorden volgens mij tot op zekere hoogte wel vertaalbaar zijn, maar wat die woorden uitdrukken per definitie niet: eenvoudigweg omdat hetgeen wordt uitgedrukt in een andere culturele context moet gaan functioneren, en in die andere context gaat het zich anders verhouden, niet alleen tot de context, maar ook tot zichzelf: tot wat het is. Zoals een stokbrood in Rijswijk minder lekker smaakt dan in Montmartre.
Wat net zo goed een open deur is.
In de kern had ik het volgens mij over de ontoereikendheid van taal: hoe breng je (het wezen van) iets over? In vertaalde poëzie wordt die vraag extra relevant, eenvoudigweg omdat niet alleen dat (wezen van) iets moet worden overgebracht, maar ook de culturele context van dat (wezen van) iets.
Ik denk wel dat wat ik zeg klopt, dat dit eigenlijk onmogelijk is (dit 'eigenlijk' is belangrijk), maar ik vermoed dat JM reageerde op de absoluutheid van het woord 'onmogelijk'. Daarin heeft hij gelijk: de notie veronderstelt één vaststaande betekenis van de talige uiting en de context daarvan, die er natuurlijk niet is. Het veronderstelt ook dat communicatie tussen mensen en culturen 'onmogelijk' is. En dat is inderdaad onzin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten