In een gedicht, aldus Octavio Paz in De dubbele vlam, richt de taal zich niet primair op communicatie: 'De relatie tussen poëzie en taal lijkt sterk op de relatie tussen erotiek en seksualiteit', schrijft hij. Waarbij taal en seksualiteit een praktisch doel dienen (respectievelijk communicatie en voortplanting). Poëzie en erotiek, schrijft Paz, zijn daarentegen weliswaar een product van de zintuigen, maar eindigen daar niet: 'Bij hun ontplooiing creëren ze denkbeeldige constructies: gedichten en rituelen' ('denkbeeldig' betekent hier volgens mij: producten van de gedachten, de verbeelding).
De taal van de poëzie is kortom dezelfde taal als die altijd en overal wordt gebruikt, maar zegt andere dingen. Paz geeft het voorbeeld van Johannes van het Kruis, die nooit heeft willen afwijken van de kerkelijke leer, maar dat door zijn poëzie niettemin deed. Hij noemt die kloof tussen de maatschappelijke spraak en de poëtische 'de andere stem'.
Is dat de 'andere stem' die dikwijls tijdens het schrijven de regie overneemt? Die andere, 'externe' stem wordt dan voortgebracht door de taal zelf. Er is dus een deel van de taal dat zich autonoom ontwikkelt, buiten de dichter om. Of: diep in de dichter, zijn onderbewustzijn. Precies daar wordt volgens mij het verschil tussen intern en extern opgeheven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten