In het eerste hoofdstuk van zijn Aardse mystiek, 'Wat is levensfilosofie?', duidt Arnold Ziegelaar de 'aardse mystiek' als '[...] het streven naar of de ervaring van [eenheid met de natuur], die met de menswording in permanente zin onmogelijk lijkt te zijn geworden.' In de daarop volgende alinea wordt een dualiteit tussen religie en filosofie geïntroduceerd:
Religie baseert zich op schriftelijk vastgelegde openbaringen aan bijzondere personen, terwijl de filosofie uitgaat van de natuurlijke rede en van natuurlijke ervaringen.
De formulering over religie vermijdt het woord 'bovennatuurlijk', maar uit de herhaling van het woord 'natuurlijk' in het gedeelte over de filosofie wordt duidelijk dat dat woord wel degelijk werd bedoeld. Of bedoelt hij het meer 'populistisch': 'in tegenstelling tot de religie wordt de filosofie opgetekend door normale (natuurlijke?) mensen'? In het eerste hoofdstuk gaat hij niet verder op deze dualiteit in, kennelijk ziet hij daar geen aanleiding toe.
Ziegelaar lijkt in zijn boek te willen komen tot een beschrijving van de 'mystiek' ('eenwording met de natuur'), zonder daar de religieuze ervaring bij te willen betrekken. Dat is vanuit zijn oogpunt wel te begrijpen, hij is immers geen theoloog, maar de manier waarop hier het religieuze domein terzijde wordt geschoven komt me wat al te gemakkelijk voor. Hij gaat uit van een nogal kinderachtig beeld van het religieuze denken en de religieuze ervaring: als iets dat niet feitelijk is en daardoor geen verband houdt met, en niet relevant is voor het dagelijkse leven. Dat is ronduit onzin.
Maar misschien interpreteer ik de passage verkeerd: hier wreekt zich dat Ziegelaar zijn noties onvoldoende definieert: wat bedoelt hij eigenlijk als hij 'religie', 'bijzonder' en 'natuurlijk' zegt? Mogelijk komt hij daar later in zijn boek nog aan toe, maar als Ziegelaar in zijn boek echt wil komen tot een 'aardse mystiek' is dit wel een valse start.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten