In zijn Binnenplaats spreekt Joost Baars een jij-met-hoofdletter aan die zich zowel buiten als in hem bevindt. Dat komt erg overeen, als het niet hetzelfde is, met de inzet van mijn werk. Het fundamentele verschil is dat mijn 'binnenplaats' vrouwelijk is. Ik spreek dus in eerste instantie, in tegenstelling tot Baars, een persoon aan. Zij is, in haar afwezigheid, allesomvattend. Dat maakt haar tot een ideaal.
Ik poneer wel eens dat mijn schrijven 'een spreken tegen het al' is. Dat ik schrijf om mijn houding tot de (buiten)wereld/het bestaan te bepalen. Dat zijn formules die de aard van het verlangen moet terugbrengen tot hanteerbare proporties. Het is van belang voor ogen te houden dat ik met dat 'al' niet zozeer het tastbare bedoel, maar eerder, heel katholiek, een heilsverwachting verwoord. Een ideaal dat noodzakelijkerwijs in conflict komt met de tastbare wereld - en die naar haar hand wil zetten. Denk aan het 'gouden meisje' uit Gorters Liedjes en Miroir d'origine van De Robertis. Zij bevindt zich in wat Laurette Massant The Light District noemt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten