Bijna een uur heeft Roger Scruton in de
BBC-documentaire ‘Why Beauty Matters’ nodig om de open deur in te trappen dat ‘schoonheid’
een levensbehoefte van de mens is. De hedendaagse kunst wordt daarbij nogal
misprijzend besproken: sinds Duchamps urinoir heeft de kunst zich volgens
Scruton van 'schoonheid' (in de definitie van Plato) afgekeerd, onder invloed van een maatschappij die zich is
gaan richten op ‘nut’, wat een in hoge mate narcistische, ‘oncreatieve’ kunst
oplevert (en een fantasieloze architectuur).
Het is een betoog dat op zichzelf niet onjuist is. Wat me in
de documentaire stoort, is Scrutons eenzijdigheid, en zijn verongelijkte toon. Hij presenteert zich
als iemand die het tegen de gevestigde orde opneemt, terwijl hij weinig anders
doet dan een algemeen onbegrip van moderne kunst bevestigen. Hij veegt
vervolgens alle moderne kunst in dezelfde vuilniszak – en miskent daarmee de
waarde die veel van deze kunst (óók op het gebied van schoonheid) heeft.
Duchamps urinoir, bijvoorbeeld, was een noodzakelijke ontwikkeling in de kunstgeschiedenis.
Het werk stelt belangrijke vragen aan de kunst, en de (maatschappelijke) werkelijkheid,
van dat moment. Damien Hirst en Tracey Emin worden weggezet als exponenten
van het narcisme in de hedendaagse kunst. Dat is natuurlijk niet onterecht. Maar
Scruton lijkt soms een liefhebber van klassieke muziek die bij het concert van
een punkband terecht is gekomen. Hij ziet niet dat wat hij ‘schoonheid’ noemt in
sommige van deze kunst een andere gedaante heeft aangenomen; of dat (in andere
werken) de afwezigheid van ‘schoonheid’ precies dat aan de kaak stelt: de
afwezigheid van schoonheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten