Het meest opvallend in de tentoonstelling Bloot - het kwetsbare lichaam in Museum Kranenburgh is misschien wel de vitrine met een aantal telefoongidsen uit de privécollectie van grafisch ontwerper Wim Crouwel. Ze lagen daar vanwege Crouwels ontwerp, en dan met name vanwege de afwezigheid van hoofdletters. Volgens de begeleidende tekst riep het ontwerp zonder hoofdletters in de jaren '80 'grote weerstand' op: 'Het lijkt heel onschuldig, maar het werkte blijkbaar ook provocerend. Veel Nederlanders voelden zich bloot zonder hoofdletters.'
Online vind ik weinig terug van die 'grote weerstand', maar ik kan me niet voorstellen dat het zich bloot voelen zonder hoofdletters destijds werkelijk als argument werd ingezet. Toch is het een interessante notie: kennelijk werkt de hoofdletter bedekkend. De (geschreven) tekst wordt letterlijk gelijkgesteld aan een lichaam. Dat maakt van iemand die teksten maakt iemand die leven maakt. Om over de consequenties van het ontbreken van spaties in hoofdletterloze teksten maar te zwijgen...
Of geldt de 'naaktheid' niet voor alle hoofdletterloze teksten, en heeft het bezwaar betrekking op het gegeven dat de namen zonder hoofdletters zijn geschreven? Dan ligt het ongemak misschien niet zozeer in de 'naaktheid', maar eerder in de gelijkheid die wordt bewerkstelligd door de afwezigheid van hoofdletters. Zonder kleren en bezittingen zijn alle mensen gelijk, zoiets.
Mogelijk moet de uitleg over het zich bloot voelen vooral de aanwezigheid van de telefoongidsen op de tentoonstelling rechtvaardigen. Maar waarom zou je zoiets doen? Niemand zou de telefoongidsen gemist hebben als ze achterwege waren gelaten. De ironie is dat degenen die protesteerden tegen de hoofdletterloze telefoongidsen ervoor hebben gezorgd dat we bijna veertig jaar later nog steeds naar hun namen en telefoonnummers kijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten