Voor het punt dat Christiaan Weijts in de column ‘De islam, de paashaas en tietjes’ (NRC, 17
maart 2016) wil maken, kan hij niet te duidelijk partij kiezen voor een 'links' of 'rechts' standpunt. Dat zou hem onderdeel maken van het 'probleem' dat hij bespreekt. Hij neemt daarom geen expliciet standpunt in, behalve dan het pleidooi voor 'spontaniteit' en 'vrolijke creativiteit'.
Ik snap die noodzaak, en ook dat het niet aan de columnist is om genuanceerd te zijn. Toch is dat problematisch. Het gevolg is namelijk dat Weijts zaken op één hoop gooit die niet op dezelfde hoop horen. Dus bijvoorbeeld het (bewust) verkeerd lezen van de Hema-folder door rechts-populisten en het tellen van het aantal recensies over vrouwelijke auteurs door de Lezeres des Vaderlands.
In bijvoorbeeld de discussies rond seksisme en racisme richt hij zich tegen de standpunten die in deze discussies worden ingenomen - niet om de standpunten zelf, maar, als ik het goed begrijp, om hun onverdraagzaamheid, hun 'truttigheid'. Zijn pleidooi voor 'vrolijke creativiteit' mondt uit in een verdediging van politieke incorrectheid.
Dat kan, als de analyse voldoende scherp is en het punt van de column de moeite waard. Geen van beide is het geval.
Hij signaleert in de column een symptoom ('vertrutting', uit angst voor een digitale lynchpartij) maar niet het fenomeen zelf (het schuiven van de machtsverhoudingen waardoor stereotypen ter discussie worden gesteld; dat proces valt samen met een verruwing van de omgangsvormen). Zijn betoog voor 'spontaniteit' en 'vrolijke creativiteit' lijkt me vooral een literair betoog. In de maatschappelijke discussies is er geen gebrek aan spontaniteit en vrije expressie, integendeel.
De kracht van taal is dat zij werkelijkheid maakt of vernietigt. Een betoog voor een vrije en speelse omgang met taal is sympathiek, maar in de context van de besproken onderwerpen niet juist.
Ik snap die noodzaak, en ook dat het niet aan de columnist is om genuanceerd te zijn. Toch is dat problematisch. Het gevolg is namelijk dat Weijts zaken op één hoop gooit die niet op dezelfde hoop horen. Dus bijvoorbeeld het (bewust) verkeerd lezen van de Hema-folder door rechts-populisten en het tellen van het aantal recensies over vrouwelijke auteurs door de Lezeres des Vaderlands.
In bijvoorbeeld de discussies rond seksisme en racisme richt hij zich tegen de standpunten die in deze discussies worden ingenomen - niet om de standpunten zelf, maar, als ik het goed begrijp, om hun onverdraagzaamheid, hun 'truttigheid'. Zijn pleidooi voor 'vrolijke creativiteit' mondt uit in een verdediging van politieke incorrectheid.
Dat kan, als de analyse voldoende scherp is en het punt van de column de moeite waard. Geen van beide is het geval.
Hij signaleert in de column een symptoom ('vertrutting', uit angst voor een digitale lynchpartij) maar niet het fenomeen zelf (het schuiven van de machtsverhoudingen waardoor stereotypen ter discussie worden gesteld; dat proces valt samen met een verruwing van de omgangsvormen). Zijn betoog voor 'spontaniteit' en 'vrolijke creativiteit' lijkt me vooral een literair betoog. In de maatschappelijke discussies is er geen gebrek aan spontaniteit en vrije expressie, integendeel.
De kracht van taal is dat zij werkelijkheid maakt of vernietigt. Een betoog voor een vrije en speelse omgang met taal is sympathiek, maar in de context van de besproken onderwerpen niet juist.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten