Het standpunt van Nietzsche (voor het eerst geformuleerd in 1872) lijkt me gedateerd, omdat het uitgaat van een elitair type kunst, gemaakt door een elitair type kunstenaar. De gedachte gaat bovendien uit van de opvatting dat kunst een vorm van luxe is, wat ik niet geloof. En ik denk dat de esthetiek van kunst in hoge mate een morele (opvoedkundige, meningvormende) waarde heeft. Dit alles neemt niet weg dat de moraliteit van kunst een andere is dan de maatschappelijke moraal. Precies dat lijkt me ook in het belang van het ‘welzijn van het grootst mogelijke aantal’. De tegenstelling ‘moraal-esthetiek’ lijkt me kortom een schijntegenstelling.
Ik vatte de term ‘esthetiek’ in het citaat van Vattimo op als ‘het hogere’, kunst (esthetiek) als middel om tot het leven (het goddelijke) te komen. Dat is iets anders dan wat Nietzsche bedoelde, al is geloof ik niet een van beide standpunten ‘onjuist’.
222) De vier televisiefilms van Cagney and Lacey, die halverwege jaren negentig als een soort epiloog op de serie volgden (The Menopause Years) zijn teleurstellend, en dat is kennelijk precies de bedoeling. De verhaallijnen en verhoudingen tussen de verschillende karakters hebben zich in de tussenliggende jaren anders ontwikkeld dan gehoopt, en dan was te verwachten. Zodanig zelfs dat actrice Sharon Gless naar eigen zeggen in de war raakte: ‘I didn’t know who Christine Cagney was anymore’.
Het is een gewaagde insteek omdat het de ‘romantiek’ van de oorspronkelijke serie (o.a. de vriendschap tussen beide vrouwen) enigszins teniet doet, ook al omdat de ‘menopause’-afleveringen daar niet echt een alternatief voor bieden. Tegelijk is precies dat het mooie aan die afleveringen, omdat het (als de hele serie) een echte vriendschap laat zien, met hoogte- maar zeker ook dieptepunten.
223) Bij het lezen van de boeken van Agamben krijg ik voortdurend het idee dat de (westerse) cultuur zich steeds verder van haar basis af beweegt. Zijn uiteenzettingen aan de hand van o.a. etymologie en klassieke mythen impliceren dat de betekenissen algemeen bekend zijn geweest maar in de loop der eeuwen verloren zijn gegaan. De ontwikkeling van de cultuur is feitelijk haar degeneratie. Het impliceert ook dat we, als we de lijnen terug maar ver genoeg doortrekken, uiteindelijk bij de kern (van god, het mens-zijn) aankomen – ware het niet, dat die kern steeds leeg blijkt te zijn.