Ik loop een beetje achter in de poëziekalender van Komrij. Deze week las ik het betoog dat achter een gedicht van Faverey staat, 19 oktober 2012. Hij keert zich erin tegen een manier van lezen waarin gedichten ‘spontaan [worden] begrepen als dingen om te bestuderen, om te ontleden en te analyseren. Poëzie als academische discipline.’ Op zichzelf een sympathiek pleidooi, waarin hij de ervaring van het gedicht boven de analyse ervan stelt. Maar poëzie blijft een kwestie van lezen, en nadenken over hetgeen er staat. Als je dat achterwege laat, kom je uit op loze kreten en armzalige oordelen, zoals ik laatst Bouke Vlierhuis die zag formuleren in zijn bespreking van de bundel van Andy Fierens: ‘Drank, testosteron, gebral. Heerlijk.’
J. wees me laatst op de Amerikaanse dichteres Dorothea Lasky en een artikel dat ze publiceerde: ‘Scientist or Mystic’. Haar betoog is vergelijkbaar met dat van Komrij, maar ze gaat een stap verder. Een wetenschapper houdt zich aan de regels [van de grammatica] en hoewel hij weet dat het interessanter is daarbuiten te opereren zal hij in de praktijk binnen die regels blijven opereren. De mysticus voert die ‘onthechting‘ verder, stelt Lasky, het ‘ik’ van de dichter is alles wat de dichter niet is.
Komrij en Lasky betrekken allebei een stelling tegen de wetenschappelijke benadering van de poëzie, en vóór de ‘dichterlijke’. Hoewel zijn positie me sympathiek is, ben ik niet erg geneigd Komrij bij te vallen, misschien omdat ik zelf academicus ben en de waarde van het academisch lezen van poëzie aan den lijve heb ondervonden - en ook staat de negatief geladen, wat karikaturale weergave van de discussie me tegen. Aan het betoog van Lasky bevalt me met name het niet aangegeven verband tussen de zinnen. Ik merkte aan de moeite die ik had haar betoog samen te vatten dat ze in haar zinnen van steen naar steen springt, in plaats van ze op elkaar te stapelen. Dit onderstreept haar betoog en neemt me direct voor haar positie in.
Ha, maar er is een belangrijk verschil tussen de betogen van Komrij en Lasky. Komrij heeft het over lezen, Lasky over schrijven/waarnemen.
BeantwoordenVerwijderenKomrij stelt dat de wetenschapper eerst nadenkt en dan pas ervaart en dat je bij het lezen van poëzie beter eerst kunt ervaren en daarna eventueel nadenken. Dat is niet helemaal onzinnig, maar dat nadenken achteraf heeft alleen zin als het uiteindelijk ook de ervaring kan beïnvloeden, vormgeven, veranderen. En daarbij gaat het nadenken toch weer vooraf aan de ervaring.
Lasky heeft het over de schrijver, de schrijvende waarnemer. Ze maakt een onderscheid tussen twee manieren van kijken: die van de wetenschapper en die van de mysticus. Kenmerkend voor de wetenschapper is dat die zich buiten het waargenomene plaatst, terwijl de mysticus juist door het waarnemen onderdeel wordt of wil zijn van wat hij waarneemt. En poëzie die alleen maar van een afstandje kijkt, die de wereld analyseert alsof de analist er geen onderdeel van is - poëzie zonder ik - dat gaat Lasky niet ver genoeg.
Ha, je weergave van het betoog van Lasky is alvast helderder dan de mijne. Er is een duidelijk verschil tussen beide betogen, maar is het ook een belangrijk verschil? Beide hebben het over het ervaren van poëzie; als dichter of als lezer, dat maakt volgens mij niet zoveel meer uit. Poëzie ervaren = de werkelijkheid ervaren, immers.
BeantwoordenVerwijderenDe opstelling van Komrij komt me, nu ik hem zo door jou weergegeven zie, erg simpel voor. Een gedicht lezen zonder het te ervaren kan niet, volgens mij. De reactie op de ervaring is per individu anders. De één zegt: 'ik ervaar iets!' De ander zegt: 'wat ervaar ik en hoe kan dat?' Dat zijn allebei legitieme reacties.
Ja, de simpelheid van Komrij zit hem dan in het idee dat de ene reactie zonder de andere mogelijk is. Het zijn beide legitieme reacties omdat ze beide voortdurend na elkaar plaatsvinden en eigenlijk onderdeel zijn van een en hetzelfde.
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat het veel uitmaakt, overigens, het verschil dat ik aangeef tussen Lasky en Komrij. Lasky heeft het namelijk juist niet over het ervaren van poëzie, maar over het maken. Ze heeft het over het ervaren van de werkelijkheid. En ze stelt dat poëzie die slechts voortkomt uit een wetenschappelijk (= onthechte) beleving van de werkelijkheid altijd iets mist. Daarmee keert ze zich niet tegen de onthechte beleving van de werkelijkheid, ze stelt alleen dat er iets buiten beschouwing wordt gelaten, en ook dat er een mogelijkheid (de mogelijkheid om het nieuwe te maken) niet wordt benut. En ze stelt al helemaal niet dat er iets verkeerd is aan poëzieanalyse. Daarover heeft ze het helemaal niet. En Komrij wel.
In Komrijs betoog is hij géén wetenschapper. Maar in Lasky's betoog is Komrij juist wél wetenschapper: iemand die van een afstandje kijkt, zonder zelf deel te nemen. Lasky wil naast wetenschapper - waarnemer - ook deelnemer zijn, de wereld betreden die ze waarneemt. Dat is waar "wetenschapper" "mysticus" wordt, overigens zonder ook maar iets van het wetenschappelijke waarnemen af te leggen of af te wijzen.
BeantwoordenVerwijderen