vrijdag 30 oktober 2015

Notitie #202

J. stelt, naar aanleiding van mijn ‘moderne Belijdenis van Augustinus’, dat mijn werk aan kracht zou winnen als ik eenzelfde directheid en onbeschaamdheid in mijn gedichten zou bereiken. De ironie wil dat ik de ‘belijdenis’ alleen heb kunnen schrijven door mezelf als personage te beschouwen. Ik ben ervan overtuigd dat mijn eigen ervaringen en gedachten alleen interessant zijn als materiaal. Niet als eindproduct.

Het gaat dan ook niet zozeer om het persoonlijke (goede bekentenisliteratuur is zeldzaam), maar om wat J. ‘onbeschaamdheid’ noemt. 

De opdracht tot het schrijven van de ‘belijdenis’ dwong me uit te gaan van een schaamtevolle ervaring. Schaamte is waar het persoonlijke in conflict komt met de omgeving, het algemene (en met zichzelf). Waar het persoonlijke vragen stelt aan het algemene (en aan zichzelf). Al voelt het als precies het tegenovergestelde, namelijk als waar het algemene (en het zelf) oordeelt over het persoonlijke. 

Vandaar de vermomming. En vandaar de noodzaak die af te leggen.

donderdag 22 oktober 2015

Notities #199-201


199) 'Well, well, well: two of New York’s finest little ladies in distress.' Aan het begin van ‘Victimless crime’ krijgen Cagney en Lacey autopech. Cagney wil de politiemonteur niet bellen omdat ze geen zin heeft in de seksistische grappen van de ongetwijfeld macho monteur. Als Lacey wegloopt om toch te bellen, doet Cagney met bovenstaand citaat voor zichzelf zo’n monteur na. De scene staat niet online maar is wat mij betreft klassiek: sowieso, omdat het nogal klassiek is geacteerd, en ook omdat het een mooie demonstratie is van het komisch talent van Sharon Gless. Maar vooral is het mooi als relativering van het feminisme van de serie. De clou (er komt een vrouwelijke monteur) is weliswaar voorspelbaar, maar in de context werkt het heel goed.

200) B. vermoedt dat het succes van Cagney and Lacey ligt in de aantrekkingskracht voor zowel vrouwen (rolmodellen) als mannen (die merken dat sterke vrouwen sexy zijn). Ze wees zelf al op het generaliserende karakter van die opmerking, maar dat was niet waarom ik weerstand voelde. Ik vond de term ‘sexy’ misplaatst, of in ieder geval ontoereikend. Juist deze actrices deden hun best niet te veel sekssymbolen te worden en wilden beoordeeld worden op hun prestaties. En juist deze personages worden ook getoond op momenten waarop ze allesbehalve ‘sexy’ zijn. Waarmee natuurlijk een andere, veel wezenlijkere, schoonheid wordt getoond. 

Zou het inderdaad zo zijn dat de bewondering voor iemand van hetzelfde geslacht in de kern mimetisch is, en die voor het andere geslacht in de kern erotisch? Misschien gaan voor beide typen bewondering beide typeringen op. Erotiek is volgens mij uiteindelijk het verlangen de ander te zijn.

201) Ik had het over het komisch talent van Sharon Gless. Het gaat verder dan dat: ze is in staat op heel emotionele momenten (óók) komisch te zijn. Volgens mij laat ze daar iets wezenlijks mee zien over de relatie tussen drama en humor. (Terwijl ik dit opschrijf moet ik denken aan Bataille, hij wijst erop dat de mens het enige dier is dat besef heeft van de dood, en het enige dier dat in staat is te lachen).

donderdag 15 oktober 2015

Notitie #198

In een interview met de Poëziekrant vertelt Maarten van der Graaff in zijn tweede bundel Dood werk expliciet de verbinding te zoeken met enkele vrienden (vooral dichters) die net als hij eind jaren ’80 zijn geboren. Je zou zeggen dat die verbinding er al is: hij is immers met de genoemde personen bevriend.

Of zoekt hij iets dat verder gaat dan dat? Hij deed dat net zo expliciet in zijn debuut, en zijn dichtende vrienden doen hetzelfde: Matthijs Ponte in gemeenschap, Frank Keizer in Mijn eigen problemen. Los van het ‘politieke’ aspect daarvan lijkt die behoefte aan ‘verbinding’ me wezenlijk.

Van der Graaff zet zijn vrienden op een koude steen – een Bijbels beeld. Wat dat precies betekent, zegt hij in het interview, weet hij niet: “Ik weet niet precies hoe, maar dat zitten op een steen vond ik passen. […] Het lijkt me een eenzame bezigheid. Tegelijkertijd zitten in dit gedicht al die mensen tegelijkertijd op de koude steen.”

Als hij al naar iets 'hogers' reikt, dan schuilt dat in de verbinding, de gemeenschap. Maar degenen waar hij verbinding mee zoekt zijn zelf - in de verbinding - eenzaam.  

zondag 11 oktober 2015

Citaat 11 oktober 2015

Het Paradijs kan niets anders dan een spel zijn. Het doel van ons leven is een esthetisch doel, en kan geen ethisch doel zijn. Ook al telt, in de tussentijd, de ethiek duchtig mee. 'In de tussentijd' betekent: eerbied voor de anderen, eerder dan eerbied voor objectieve normen.

- Gianni Vattimo (1936)

Uit: René Girard en Gianni Vattimo: Waarheid of zwak geloof? Dialoog over christendom en relativisme (2008). Vert. J.M.M. de Valk.

woensdag 7 oktober 2015

Notities #194-197

194) Maar waarom zou verf een expressie moeten overbrengen? Waarom zou een schilderij sowieso een emotie moeten opwekken? Dat zijn vragen die al zolang gesteld worden sinds het expressionisme definitief zijn intrede deed in de westerse schilderkunst. Leidt de emotie niet tot onheus en onwaarachtig sentiment? Is sentiment te vertrouwen? Is de verfstreek sowieso te vertrouwen?

Deze vragen uit een bespreking over het werk van Joseph Montgomery vind ik vreemd. Het gebrek aan vertrouwen in de emotie houdt per definitie een vertrouwen in de ratio in. Waar is dat vertrouwen op gebaseerd? Ook het ‘niet-subjectieve’ werk van Montgomery moet geïnterpreteerd, als alles wat is. Montgomery thematiseert de verhouding tussen kunst en werkelijkheid, en dat is mooi. Maar ik maak bezwaar tegen de eenzijdige opvatting van die werkelijkheid.

195) Misschien, bedenk ik me nu, is Montgomery de beeldende variant van een dichter/componist als Samuel Vriezen. Diens plezier in mathematische vormen en structuren begrijp ik, en ook dat hij daarmee iets zegt over zijn verhouding tot de werkelijkheid. Maar bij Vriezen is die werkelijkheid niet eenduidig. Zijn structuren (in zowel zijn composities als zijn poëzie) zijn transcenderend.

196) In een nog niet gepubliceerde film draaien Deborah De Robertis en Niko Peillon de rollen tussen man en vrouw om, d.w.z.: de man wordt vrouw. De vrouw wordt niet mannelijk, volgens mij: ze wordt goddelijk.

Het is een heel intense film, niet in de laatste plaats vanwege de erotische spanning, die ambigu is. De Robertis verleidt de vrouwelijke man met haar camera tot een striptease en seksuele handelingen, die tegelijk uit zijn verlangen voortkomen als door haar bevel worden afgedwongen. Ik geloof dat het werk iets blootlegt wat de menselijke seksuele beleving kenmerkt: verlangen macht uit te oefenen en te ondergaan, en ook: het verlangen de ander te zien, en door de ander gezien te worden. 

Dat is in de kern, meen ik, een religieus verlangen. Of moet ik zeggen dat het religieus verlangen erotisch is?

Ook in dit werk bewonder ik overigens het lef van de kunstenares, vooral omdat het duidelijk niet de bedoeling is te provoceren of fatsoensnormen op te rekken: het is een experimenteel onderzoek - en in die zin is de vorm vanzelfsprekend.

197) Of seksualiteit onder ouderen echt een taboe is, geen idee. De memoires over de seksuele avonturen van een vrouw van tegen de zeventig, A round-heeled woman van Jane Juska, en het gelijknamige toneelstuk met Sharon Gless in de hoofdrol, waren allebei heel succesvol. Maar, taboe of geen taboe, het brengt een aantal interessante mechanismen aan het licht.

De rauwheid van seks zonder liefde, bijvoorbeeld. De hoofdfiguur, Juska zelf, wordt steeds verliefd op de mannen die op haar contactadvertentie (waarin ze om seks vraagt) reageren. De mannen zijn voornamelijk uit op seks. Mooi is dat ze blijft volharden in haar wat naïeve, maar uiteindelijk extreem liefdevolle houding.

Juska wordt met haar contactadvertentie wel een beetje raar aangekeken door haar naasten, maar door o.a. haar nichtje (de dochter van haar zus) wordt ze ruimhartig gesteund in haar zoektocht naar seksuele partners. Tot ze iets krijgt met een 33-jarige man: dat wordt door iedereen pervers gevonden. Omdat ze, neem ik aan, daarmee ineens (alsnog) een concurrent is geworden.