maandag 20 maart 2017

Notities #258-260

258) Augustinus noemde Gregoriaanse muziek ‘de hoorbare afbeelding van het onhoorbare oerbeeld’. Ik heb altijd gedacht dat ik naar het goddelijke toeschreef. Maar de dichters die ik bewonder schreven vanuit het goddelijke. Het is denk ik een wederzijdse beweging, want tekstueel zijn veel Gregoriaanse liederen gebeden.

259) De gedichten van Daniel Bañulescu, die vol seks en geweld zitten, brengen me de vraag van J. in herinnering, een vraag over de waanzin, waarvan ik zei dat ik die meer in mijn gedichten moet toelaten. Hij vroeg of die waanzin niet ook een vraag behelsde.  Ik vond dat toen een te grote vraag om te antwoorden. Dat is hij ook, realiseer ik me nu, al is het antwoord in de kern heel eenvoudig: ja. Omdat de, zoals ik het noem, waanzin samenvalt met wat poëzie is.

260) Maar dat is geen toereikend antwoord. Aan het slot van wat nogal een kletspraatje lijkt over Caravaggio’s ‘Het martelaarschap van de heilige Ursula’ trekt Navid Kerzami in Goddelijke kunst een rake conclusie. Hij gaat ervan uit dat de schilder Ursula heeft gemodelleerd naar een vroeger model, en dat de soldaat, die tijdens de moord achter haar staat, is gemodelleerd naar Caravaggio zelf. Kerzami stelt dat hiermee ‘de moordenaar als minnaar’ herkenbaar is, ‘tot razernij gebracht doordat hij door zijn geliefde is afgewezen’. Hij vervolgt: ‘Als Ursula een zinnebeeld van het goddelijke is, dan verwoest hij het omdat hij te zeer begeert’. Als die laatste zin klopt, en ik denk dat dat zo is, is de afwijzing als reden voor de razernij niet zo relevant.

De ‘waanzin’ bestaat namelijk mede uit het verlangen samen te vallen met de geliefde; het is een (in de woorden van Bataille) poging van het discontinue om continu te zijn. Bataille vat de liefdesdaad op als een schending: om één te worden met het goddelijke moet het geschonden worden. Dat is een schandaal: niet het schandaal van de kunst, maar het schandaal van het bestaan. De kunst kan het niet laten bij die constatering, maar moet (dat kan niet anders) daar iets tegenover stellen.

zondag 5 maart 2017

Citaat 5 maart 2017

Als de mensen als mensen geboren zouden worden, zoals de katten nagenoeg als katten geboren worden, dan zou het niet mogelijk zijn - ik zeg niet: wenselijk,  dat is een andere zaak - ze op te voeden. Dat kinderen opgevoed moeten worden, is een omstandigheid die slechts voortvloeit uit het gegeven dat ze niet helemaal door de natuur gestuurd worden, dat ze niet geprogrammeerd zijn. De instituties die de cultuur uitmaken, compenseren dit aangeboren tekort.

Jean-François Lyotard (1924-1998)
Uit: Het onmenselijke (1992), vert. Ineke van der Burg