zaterdag 28 september 2013

Notitie #84

Nietzsche vatte de werkelijkheid op als een vrouw, vanwege haar veranderlijkheid, en haar onkenbaarheid. Kennelijk was hij voortdurend bezig zaken in te delen in mannelijk en vrouwelijk (Duitsland was mannelijk bij hem, Frankrijk vrouwelijk). Het is misschien een wat seksistische notie, of in ieder geval is het duidelijk vanuit de heteroseksuele man geredeneerd, maar de gedachte bevalt me (misschien omdat ik zelf een heteroseksuele man ben?). Elders noteerde Nietzsche: ‘We hebben vrouwen lief in de mate waarin ze ons vreemd zijn’ (Ger Groot, p. 104).

Elders noteert Groot over Nietzsche: “Het gaat in de filosofie niet om de waarheid, schrijft hij in […] Die fröhliche Wissenschaft, maar om de gezondheid. Het gaat zelfs niet om de waarheid van de gezondheid of om de waarheid dat ‘er geen waarheid is’, dat er ‘slechts schijn is’, maar om het inzicht dat waarheid en schijn hetzelfde zijn en vragen om een nieuwe moraal die werkelijk met de illusie als illusie leven kan.”

Op een bepaalde manier lijkt de gedachte dat de werkelijkheid een vrouw is me daar een voorbeeld van.

zondag 15 september 2013

Notitie #83

Volgens Friedrich Wilhelm Schelling, lees ik bij Safranski, is God het alomvattende begrip van het hele zijn. De grond (de oorsprong, en de substantie) van God kan dus niets anders zijn dan Hijzelf. Schelling gaat echter een stap verder door te beweren dat God zijn grond heeft in wat in God zelf niet God zelf is. Hij heeft het in dit verband over de afgrond van God, waaruit de nog onvoltooide, zich ontwikkelende God als in een natuurproces evolueert.

De notie van wat in God zelf niet God is doet wat geforceerd aan, maar komt wonderlijk overeen met het gat in de zon van Bataille, wat ik een sterk beeld van het kwaad vind. Het idee dat God aan ontwikkeling onderhevig is, spreekt me aan.

Safranski merkt in zijn behandeling van Schelling op: “[Schelling] vertelt ons ook over een God die op zoek is naar zichzelf. Een God wiens zelfwording tegelijk een waar-wording van de natuur is, een ontluiken van de natuur tot haar ware gedaante, zoals een bloem ‘ontluikt’. De schepping is dus niet in den beginne al goed, maar ze moet het nog worden. En daarbij geldt het principe: “Als iets goeds niet iets overwonnen kwaads in zich bergt, is het geen reëel en levend goed.”’

donderdag 5 september 2013

Notities #80-82

80) Bij het redigeren van mijn manuscript moet ik vaak aan Luceberts beruchte ‘sonnet’ denken: ik/ ik/ mij// mij/ mij/ ik. Ten onrechte, weet ik. De ‘ik’ in mijn gedichten is niet ik, ik schep de ‘ik’ naar mijn evenbeeld.

81) Geloof, religie en fundamentalisme. Dat zijn drie verwante, maar verschillende zaken. In sommige passages van zijn memoires Joseph Anton lijkt Salman Rushdie die drie op een hoop te gooien. In zijn kritiek op de islam schuift hij soms angstwekkend dicht bij Geert Wilders aan. Maar vaker heeft hij dat onderscheid heel scherp. De memoires verzanden soms in details maar zijn toch interessant leesvoer. De aanvankelijke reactie van de westerse wereld op de fatwa is onthutsend en is in deze post-9/11-tijd eigenlijk nauwelijks meer voor te stellen. Terecht noemt Rushdie de geschiedenis met de fatwa de ‘proloog’ van 9/11.

Religieus geweld is voor mij onbegrijpelijk. Zelfs als je niet gelooft in een god van liefde maar een oudtestamentische wrekende god, is het goddelozer om die wraak van God zélf uit te voeren.

82) Opvallend hoe juist de grapjes in de muziek van Regina Spektor het meest ontroerend zijn. Het laat zien dat de beste kunst spelend wordt gemaakt: wat niet in ernst wordt opgeschreven is vaak het ernstigste.