Haar bewegingen zijn ook vol; kalme aandacht: om dat wat ze doet goed te doen. Iedere beweging is evenwichtig, zonder de jachtige spanning van het gespitst zijn op het resultaat. Alsof ze alleen in de kamer is, alsof ik er niet ben, ik heb haar nog nooit zo argeloos onbekommerd gezien. Alsof ik zelf ook, alsof ook bij mij de krampachtige aandacht geweken is. Ik let niet op, ik zie. Ik probeer niet te verklaren wat ik zie; de aanblik komt onaangeroerd tot me. Onaangeroerd komt ze tot mij: zij.
- Péter Nádas (1942)
Uit: Liefde (1979), (vert. Rob Visser)
zondag 30 december 2012
zaterdag 29 december 2012
Notities #43-44
43) “Uiteindelijk is Crowleys gedachtegoed vooral amoreel en asociaal en daarom wat mij betreft niet iets om na te streven,” schreef ik gisteren in een brief aan JS. “Maar het is goed om mijn poëzie een tijdje onder zijn invloed te stellen.” Kort daarna las ik op nu.nl over de Indiase studente die na een gruwelijke groepsverkrachting zodanig toegetakeld is achtergelaten dat ze er later aan overleed. Ik vraag me af of het wel goed is de poëzie (de mijne, maar ook in het algemeen) bloot te stellen aan een amorele en asociale denker. Er is natuurlijk geen rechtstreeks verband, maar toch. Ik was bezig met een vertaling van Crowleys waanzinnige 'Liber Cheth Vel Vallum Abiegni', nu denk ik eerder dat ik een antwoord moet schrijven.
44) Veruit de meest indrukwekkende werken in de tentoonstelling ‘De Modernen - Rondom Permeke’, nog tot 24 februari in de Fabiolazaal in Antwerpen, zijn de twee daar aanwezige schilderijen van Philibert Cockx: ‘Het witte paard’ en ‘Liggend naakt’. ‘Het witte paard’ is dat omdat de tinten grijs en blauw de ongemakkelijkheid van het paard ondersteunen: het kijkt weg, oren naar achter. Ongemakkelijk is ook het ‘Liggend Naakt’, opgenomen in de afdeling ‘De kunstenaar vereeuwigt zijn liefdes’, waarmee gesuggereerd wordt dat hier de vrouw of vriendin van Cockx wordt afgebeeld. Ze ligt een beetje uit het centrum van het schilderij (haast ondergeschikt aan het stilleven erboven) op een wat te smalle sofa met haar linkerarm wat al te nadrukkelijk geposeerd tegen haar hoofd. Het ongemak met haar lichaam en de situatie spreekt uit haar houding en uit haar blik - wat ontroerend is: ze ligt daar kennelijk te poseren omdat haar man haar dat heeft gevraagd.
zondag 23 december 2012
Notitie #42
Aan het einde van Living in the Material World, de recente documentaire over George Harrison, vertelt zijn weduwe, Olivia Harrison, over het moment dat Harrison stierf (of: zijn lichaam verliet, zoals het in de documentaire wordt genoemd): ‘Hij verlichtte de kamer’. Ik vind het mooi dat ze zich dat moment op die manier herinnert, maar erg waarschijnlijk lijkt me die observatie niet. Na die opmerking is de documentaire meteen afgelopen; filmmaker Scorcese maakt volgens mij hiermee ook een statement over de betrouwbaarheid van de informatie die de geïnterviewden ons geven. Elders is al een ander moment waarbij de geloofwaardigheid van de geïnterviewden nadrukkelijk in twijfel wordt getrokken, namelijk in de fragmenten waarin wordt verteld hoe Harrison reageerde op het feit dat zijn (eerste) vrouw Patti Boyd ervandoor ging met zijn goede vriend Eric Clapton. Volgens Clapton was Harrison heel begripvol (dat komt overeen met hoe Harrison het verhaal zelf presenteerde), volgens Boyd reageerde hij juist woedend.
Ik heb de documentaire gisteravond voor de tweede keer bekeken. De eerste keer was ik teleurgesteld dat ik niet méér leerde over zijn muziek of spirituele overtuiging. Terwijl de documentaire wel wordt aangekondigd als een muzikale en spirituele belevenis. Over zijn persoonlijkheid wordt herhaaldelijk gesteld dat hij twee kanten had, hij was heel lief en kon heel kwaad zijn. Verder gaat de informatie niet.
Het heersende beeld is dat Harrison tegen het einde van de Beatles op hetzelfde niveau als Lennon en McCartney liedjes schreef, maar omdat hij die niet op de platen van de Beatles kreeg, kwam hij in 1970 met de inderdaad prachtige dubbelelpee All things must pass. De platen die hij daarna, in de loop van de jaren ’70, maakte zijn niet erg relevant, op een opleving halverwege jaren ’80 na. Dat beeld werd in de documentaire netjes bevestigd.
Over zijn spiritualiteit werd inhoudelijk niet veel meer gemeld dan dat hij geïnspireerd werd door zijn Indiase vrienden, die tegen hem zeiden dat je pas kunt geloven als je het echt ervaart (i.t.t. tot het katholicisme waarmee hij werd grootgebracht, waarin hem werd verteld wat hij moest geloven). En er zit een mooie discussie in waarin Harrison geagiteerd stelt dat Gods wegen alleen ondoorgrondelijk zijn door onze onwetendheid. Maar veel verder dan dat komen we ook hier niet.
Veel in deze documentaire wordt niet uitgesproken. Waarom zet McCartney omstandig uiteen dat Harrison een ‘guy’ was, ‘who liked things guys like’? Waarom vertelt Olivia dat Harrison geliefd was bij vrouwen en dat dit tot spanningen binnen het huwelijk leidde? Is er een erotisch leven van Harrison waar wij niets van weten? En waarom wordt alleen kort vermeld dat Harrison kort na zijn creatieve hoogtepunt weer aan de drugs raakte (daarna alleen beelden van een vals zingende, duidelijk nerveuze Harrison - en opmerkingen over de kritiek die hij kreeg op zijn zang en de platen die hij daarna uitbracht)?
Is het onderliggende verhaal dan niet dat Harrison uiteindelijk ook niet tevreden was met de spirituele antwoorden die hij in de jaren ‘60 had gevonden? Dat zou de figuur Harrison interessanter maken dan het wat brave beeld dat we nu van hem hebben. Ik geloof dat ik de twijfel interessanter vind dan het antwoord. Uit de verhalen komt het me voor dat hij op het eind van zijn leven een beetje eenzaam en zonderling werd.
Harrison declameerde mantra's toen hij in 1999 door een inbreker met een mes werd aangevallen. Hij leed toen al aan kanker en de aanval heeft zijn lichaam fataal verzwakt. ‘Nu ik kennelijk vermoord word, wil ik me zo goed mogelijk op de dood voorbereiden, en mijn lichaam op een goede manier verlaten,’ zei hij volgens Olivia. Hij stierf in 2001, als ik de verhalen mag geloven: vredig.
Ik heb de documentaire gisteravond voor de tweede keer bekeken. De eerste keer was ik teleurgesteld dat ik niet méér leerde over zijn muziek of spirituele overtuiging. Terwijl de documentaire wel wordt aangekondigd als een muzikale en spirituele belevenis. Over zijn persoonlijkheid wordt herhaaldelijk gesteld dat hij twee kanten had, hij was heel lief en kon heel kwaad zijn. Verder gaat de informatie niet.
Het heersende beeld is dat Harrison tegen het einde van de Beatles op hetzelfde niveau als Lennon en McCartney liedjes schreef, maar omdat hij die niet op de platen van de Beatles kreeg, kwam hij in 1970 met de inderdaad prachtige dubbelelpee All things must pass. De platen die hij daarna, in de loop van de jaren ’70, maakte zijn niet erg relevant, op een opleving halverwege jaren ’80 na. Dat beeld werd in de documentaire netjes bevestigd.
Over zijn spiritualiteit werd inhoudelijk niet veel meer gemeld dan dat hij geïnspireerd werd door zijn Indiase vrienden, die tegen hem zeiden dat je pas kunt geloven als je het echt ervaart (i.t.t. tot het katholicisme waarmee hij werd grootgebracht, waarin hem werd verteld wat hij moest geloven). En er zit een mooie discussie in waarin Harrison geagiteerd stelt dat Gods wegen alleen ondoorgrondelijk zijn door onze onwetendheid. Maar veel verder dan dat komen we ook hier niet.
Veel in deze documentaire wordt niet uitgesproken. Waarom zet McCartney omstandig uiteen dat Harrison een ‘guy’ was, ‘who liked things guys like’? Waarom vertelt Olivia dat Harrison geliefd was bij vrouwen en dat dit tot spanningen binnen het huwelijk leidde? Is er een erotisch leven van Harrison waar wij niets van weten? En waarom wordt alleen kort vermeld dat Harrison kort na zijn creatieve hoogtepunt weer aan de drugs raakte (daarna alleen beelden van een vals zingende, duidelijk nerveuze Harrison - en opmerkingen over de kritiek die hij kreeg op zijn zang en de platen die hij daarna uitbracht)?
Is het onderliggende verhaal dan niet dat Harrison uiteindelijk ook niet tevreden was met de spirituele antwoorden die hij in de jaren ‘60 had gevonden? Dat zou de figuur Harrison interessanter maken dan het wat brave beeld dat we nu van hem hebben. Ik geloof dat ik de twijfel interessanter vind dan het antwoord. Uit de verhalen komt het me voor dat hij op het eind van zijn leven een beetje eenzaam en zonderling werd.
Harrison declameerde mantra's toen hij in 1999 door een inbreker met een mes werd aangevallen. Hij leed toen al aan kanker en de aanval heeft zijn lichaam fataal verzwakt. ‘Nu ik kennelijk vermoord word, wil ik me zo goed mogelijk op de dood voorbereiden, en mijn lichaam op een goede manier verlaten,’ zei hij volgens Olivia. Hij stierf in 2001, als ik de verhalen mag geloven: vredig.
zaterdag 22 december 2012
Notities #40-41
40) Tijdens een documentaire over Edward Hopper die laatst op tv was ging het over de functie van ramen in zijn werk. De theorie die eromheen werd gebouwd deed me niet veel (iets met een blik, een ziel die de andere ruimte in wordt getransporteerd). Wat me fascineert aan ramen (van buiten naar binnen), en dat is volgens mij hoe het óók in Hoppers schilderijen werkt, is het argeloze van de zich onbespied wanende figuren die worden afgebeeld. Het is voyeuristische kunst.
41) Onder de titel ‘Verlegen exhibitioniste’ stond deze week een mooie beschouwing over de foto’s van Viviane Sassen in NRC Handelsblad. Mode is voor Sassen ‘omhullen, verhullen, onthullen’. Dat is een mooie typering. Daarom ook maakte ze als vervolg op een fotoshoot foto’s van dezelfde modellen, zonder de kleding.
41) Onder de titel ‘Verlegen exhibitioniste’ stond deze week een mooie beschouwing over de foto’s van Viviane Sassen in NRC Handelsblad. Mode is voor Sassen ‘omhullen, verhullen, onthullen’. Dat is een mooie typering. Daarom ook maakte ze als vervolg op een fotoshoot foto’s van dezelfde modellen, zonder de kleding.
zaterdag 15 december 2012
Notitie #39
Ik loop een beetje achter in de poëziekalender van Komrij. Deze week las ik het betoog dat achter een gedicht van Faverey staat, 19 oktober 2012. Hij keert zich erin tegen een manier van lezen waarin gedichten ‘spontaan [worden] begrepen als dingen om te bestuderen, om te ontleden en te analyseren. Poëzie als academische discipline.’ Op zichzelf een sympathiek pleidooi, waarin hij de ervaring van het gedicht boven de analyse ervan stelt. Maar poëzie blijft een kwestie van lezen, en nadenken over hetgeen er staat. Als je dat achterwege laat, kom je uit op loze kreten en armzalige oordelen, zoals ik laatst Bouke Vlierhuis die zag formuleren in zijn bespreking van de bundel van Andy Fierens: ‘Drank, testosteron, gebral. Heerlijk.’
J. wees me laatst op de Amerikaanse dichteres Dorothea Lasky en een artikel dat ze publiceerde: ‘Scientist or Mystic’. Haar betoog is vergelijkbaar met dat van Komrij, maar ze gaat een stap verder. Een wetenschapper houdt zich aan de regels [van de grammatica] en hoewel hij weet dat het interessanter is daarbuiten te opereren zal hij in de praktijk binnen die regels blijven opereren. De mysticus voert die ‘onthechting‘ verder, stelt Lasky, het ‘ik’ van de dichter is alles wat de dichter niet is.
Komrij en Lasky betrekken allebei een stelling tegen de wetenschappelijke benadering van de poëzie, en vóór de ‘dichterlijke’. Hoewel zijn positie me sympathiek is, ben ik niet erg geneigd Komrij bij te vallen, misschien omdat ik zelf academicus ben en de waarde van het academisch lezen van poëzie aan den lijve heb ondervonden - en ook staat de negatief geladen, wat karikaturale weergave van de discussie me tegen. Aan het betoog van Lasky bevalt me met name het niet aangegeven verband tussen de zinnen. Ik merkte aan de moeite die ik had haar betoog samen te vatten dat ze in haar zinnen van steen naar steen springt, in plaats van ze op elkaar te stapelen. Dit onderstreept haar betoog en neemt me direct voor haar positie in.
J. wees me laatst op de Amerikaanse dichteres Dorothea Lasky en een artikel dat ze publiceerde: ‘Scientist or Mystic’. Haar betoog is vergelijkbaar met dat van Komrij, maar ze gaat een stap verder. Een wetenschapper houdt zich aan de regels [van de grammatica] en hoewel hij weet dat het interessanter is daarbuiten te opereren zal hij in de praktijk binnen die regels blijven opereren. De mysticus voert die ‘onthechting‘ verder, stelt Lasky, het ‘ik’ van de dichter is alles wat de dichter niet is.
Komrij en Lasky betrekken allebei een stelling tegen de wetenschappelijke benadering van de poëzie, en vóór de ‘dichterlijke’. Hoewel zijn positie me sympathiek is, ben ik niet erg geneigd Komrij bij te vallen, misschien omdat ik zelf academicus ben en de waarde van het academisch lezen van poëzie aan den lijve heb ondervonden - en ook staat de negatief geladen, wat karikaturale weergave van de discussie me tegen. Aan het betoog van Lasky bevalt me met name het niet aangegeven verband tussen de zinnen. Ik merkte aan de moeite die ik had haar betoog samen te vatten dat ze in haar zinnen van steen naar steen springt, in plaats van ze op elkaar te stapelen. Dit onderstreept haar betoog en neemt me direct voor haar positie in.
donderdag 6 december 2012
Notitie #38
In haar ‘Kleine poëtica’ zegt Estelle Boelsma: “In mijn poëzie verken ik ruimte, concrete ruimte, restruimte, de ruimte tussen ik en de Ander, ruimte van afwezigheid en ruimte die verder gaat dan het aanwijsbare of het denkbare.” Deze opmerking blijft me fascineren. Ze zegt er volgens mij mee dat ze niet zozeer de ruimte verkent, maar de aan- en afwezigheden binnen die ruimte. Ze heeft het ook over ‘de ruimte tussen ik en de Ander’ en de ‘ruimte van afwezigheid’. Met andere woorden, het gaat haar om de afwezigheid die het aanwezige omvat, markeert, definieert. Wat is, wordt gedefinieerd door wat is en wat niet is.
De opmerking over de ruimte die verder gaat dan het aanwijsbare of het denkbare is een opmerking over de verbeelding. Deze ruimte zit in dezelfde opsomming als de andere soorten ruimte. Boelsma suggereert daarmee dat het een vergelijkbare ruimte is. De concrete ruimte is een verbeelde ruimte, en andersom.
De opmerking over de ruimte die verder gaat dan het aanwijsbare of het denkbare is een opmerking over de verbeelding. Deze ruimte zit in dezelfde opsomming als de andere soorten ruimte. Boelsma suggereert daarmee dat het een vergelijkbare ruimte is. De concrete ruimte is een verbeelde ruimte, en andersom.
Abonneren op:
Posts (Atom)