donderdag 26 februari 2015

Notities #154-155

154) Ergens tussen 1951 en 1953 hield Georges Bataille een radiolezing over ‘Het heilige in de twintigste eeuw’. Hij betoogt daarin dat het heilige nagenoeg uit het gemeenschapsleven is verdwenen:

Vroeger was het gebruikelijk om op kruispunten, straathoeken of pleinen heilige tekens te plaatsen, bijvoorbeeld een kruis. Wij echter brengen op diezelfde plaatsen voornamelijk wegwijzers voor toeristen of reclameborden aan.

Hij zoekt de verklaring voor de verdwijning van het heilige in onze angst:

Wat ons de meeste schrik aanjaagt is de dood; en in de ervaring van het heilige bevindt het bestaan zich in de buurt van de dood […].

Vanwege die angst denken we zo min mogelijk aan de dood. Doordat de dood geen plaats meer heeft in onze samenleving (‘Eigenlijk zouden we willen leven alsof de dood al niet meer bestond’) en de sporen van de dood en de doden zoveel mogelijk worden uitgewist, zijn we het contact met het heilige verloren.

155) Zowel op de achterflap als in het nawoord van zijn Oorlogsroes wordt Ernst Jünger een ‘hysterische romanticus’ genoemd. Jünger beschrijft in het boek aan de hand van zijn dagboeknotities de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Hij wijst daarbij op het mystieke element van het (onpersoonlijke) geweld:

Deze ogenblikken, waarop de volledige loopgraafbezetting in de allerhoogste staat van paraatheid achter de borstwering stond, hadden iets betoverends – ze deden denken aan die ademloze seconde voor een beslissend moment in een voorstelling […]

Jünger verheerlijkt het geweld niet, hij beschrijft de verschrikkingen wel degelijk als verschrikkelijke gebeurtenissen. Passages als hierboven, en ook die waarin het oorlogsgeweld met een zekere wellust zeer gedetailleerd worden beschreven, drukken de overtreffende trap van doodsangst uit - waar een zekere magie in wordt ervaren, een bepaalde mystiek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten