De Tuinen van Monet stellen de vraag naar de relatie tussen kunst en werkelijkheid op een heel dwingende manier. Met name rond de vijver met de befaamde waterlelies zijn de Tuinen ontzettend rijk aan kleuren en schakeringen - net als de rest van het dorp trouwens: Giverny is een grote, bebouwde tuin met zoveel planten en bloemen dat het zelfs mij, iemand zonder bijzondere belangstelling voor flora, duizelt.
Monet heeft zijn tuinen intensief geschilderd, in de volle wetenschap dat zijn weergave alleen een momentopname kan zijn, en alleen al daardoor ontoereikend, want een verarming ten opzichte van de echte Tuin - die per seconde, en per stap, een ander uiterlijk heeft. Hoezeer ik Monets schilderijen ook bewonder, sommige van zijn werken behoren tot mijn favoriete schilderijen, de Tuinen hebben in het echt (niet op de foto’s ervan!) een magie die ik in de schilderijen maar zelden heb ervaren.
Waar was Monet naar op zoek? De ultieme lichtval, lijkt me. Het sublieme detail. Of preciezer: de juiste impressie, waarmee het geheel wordt opgeroepen. Dezelfde ontoereikendheid geldt volgens mij voor alle kunst, die immers wel kan proberen het leven als totaalervaring weer te geven, maar nooit verder zal komen dan de benadering ervan.
En bovendien: het is maar zeer de vraag of ik de magie van de Tuinen ook zo had ervaren als ik de schilderijen niet had gekend. Monet wijst in zijn schilderijen op details en leert daarmee zijn toeschouwer kijken. Hij maakt die details bovendien bijzonder door bijvoorbeeld het perspectief dat hij kiest. Het bootje dat hij schilderde (en dat in de Tuinen nog steeds in het water ligt) was zonder het schilderij niets anders dan een bootje geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten