147) Het herhalend schrijven, waar ik me momenteel in oefen, heeft tot gevolg dat mijn werk minder lineair wordt. De gedichten worden minder anekdotisch, minder betogend, minder beschrijvend. Ze keren in zichzelf. Dat lijkt me winst.
148) AAA AAA van Abramovic & Ulay is een van de meest rauwe kunstwerken die ik ken. Is zoiets in poëzie mogelijk?
In het begin zou je het schreeuwen ludiek, of zelfs grappig kunnen noemen. Maar de kreten verdiepen zich bij elke herhaling, en worden steeds dramatischer. Het is aanvallen en incasseren tegelijk, vasthouden en afstoten. Proberen de ander te bereiken en zich tegelijk voor de ander afsluiten.
In die ene klank die steeds wordt gearticuleerd wordt onnoemelijk veel uitgedrukt: liefde, verwijt, zelfverwijt, wanhoop –
Maar deze typeringen schieten hopeloos tekort.
149) De historicus Antoine Roquentin, het hoofdpersonage uit Sartres Walging, wordt op zichzelf, zijn eigen bestaan, de zinloosheid ervan, teruggeworpen wanneer hij besluit zijn boek over de achttiende eeuwse markies De Rollebon niet te schrijven:
Rollebon was mijn bondgenoot: hij had mij nodig om te zijn en ik had hem nodig om mijn zijn niet te voelen. […] ik bestond in hem.
Roquentin vindt aan het slot van het boek een mogelijke uitweg uit de zinloosheid, de illusieloosheid en de eenzaamheid, en dat is: kunst. Hij wordt door een melodie op deze gedachte gebracht: een melodie bestaat onmiskenbaar, ook al bestaat ze niet stoffelijk. Het is eigenlijk toch nog een soort geloof dat op de valreep in Roquentin vaart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten