In de uitzending van het Woordenrijk op Den Haag FM ontstond
tijdens het gesprek over het recenseren van poëzie een korte discussie met
presentator Harry Zevenbergen. Hij vond dat je eigenlijk ook voordrachten zou
moeten recenseren en vergeleek het recenseren van bundels met het recenseren
van ‘muzieknoten’. Zijn stelling is dus volgens mij dat een gedicht iets is wat eigenlijk
moet klinken, dat dus het echte gedicht ontstaat tijdens de voordracht.
De klank van het gedicht is inderdaad een essentieel
bestanddeel ervan. Een dichter als Rozalie Hirs heeft ook gedichten nadrukkelijk
als partituur geschreven. En J. wees me er later op dat je een gedicht kunt zien
als ‘partituur van de ziel’, zoals een gebed dat ook is.
Ik heb het doorgaans niet zo op ‘voordrachtspoëzie’. Dat
heeft misschien meer te maken met de kwaliteit van de meeste voordrachtspoëzie
die ik te horen krijg dan met het gegeven dat het wordt voorgedragen. Het
schrijven [van een gedicht] lijkt me toch vooral een vorm van nadenken waarbij
het niet zo erg belangrijk is of de gedachte wel of niet hardop wordt
uitgesproken. En een gedicht is, behalve geluid, ook beeld – sterker: een
werkelijkheid op zichzelf. De vergelijking die Zevenbergen trok klopt wel, maar
gaat m.i. teveel voorbij aan al het andere dat poëzie óók is.
Ha, maar met Zevenbergens standpunt zoals je het hier weergeeft, ben ik het zeker niet eens. Ik geloof wel dat je een gedicht als partituur kunt zien. Als niet van de ziel dan toch in elk geval een partituur voor de lezer, immers, de lezer moet net als de muzikant nog wat doen voordat dat geheel van inkt op papier ook echt iets wordt in zijn hoofd, en het gedicht bevat voor die handelingen de instructies.
BeantwoordenVerwijderenMaar het grote verschil zit hem dan natuurlijk in het veschil tussen lezer en muzikant. De muzikant is niet de lezer van het muziekstuk. De luisteraar is de lezer. De muzikant is - binnen deze vergelijking - de vertaler van de instructies. Al kun je dat vertalen ook weer als een vorm van lezen zien.
Ik denk inderdaad dat voordragen een vorm van lezen is, en behandel als ik voordraag de tekst inderdaad als partituur. Maar het grote verschil is dat hoe die voordracht klinkt in mijn ogen niet op dezelfde manier onvermijdelijk is als een muziekstuk. Mijn voordracht is niet meer dan een van de manieren om een gedicht te lezen: MIJN manier. En de mensen in het publiek zullen hun eigen manier moeten vinden. Ik denk niet dat een violist zo denkt als hij in het concertgebouw staat te spelen. En: een noot is een noot. Een Fis is een Fis, zeg maar, en als er een Fis staat, dan speel je dus een Fis. In een partituur staat hoe hard je moet spelen, hoe snel, etc. Maar hoe "lees" je een afbreking? Of een witregel? Waar leg je klemtonen? Hoe hard lees je, of hoe zacht? Dat staat allemaal niet in een gedicht.