Als ik van de aangesprokene in mijn gedichten een godheid maak, zoals ik eigenlijk al sinds mijn debuut doe, ben ik eigenlijk bezig een eigen religie te ontwerpen - zoals wel meer schrijvers en dichters doen en hebben gedaan (denk bijv. aan Gerard Reve). Ik denk zelfs dat iedere gelovige een persoonlijke religie ontwerpt; een manier zoekt waarop hij/zij zich het best thuis kan voelen in die religie.
Aleister Crowley ging wel heel wat verder. Hij beweerde dat zijn Book of the Law, de centrale tekst van de nieuwe religie Thelema, aan hem gedicteerd werd door de God Aiwass. Uit het biografische werkje over Crowley dat ik vandaag las, krijg ik de indruk dat veel intellectuelen aan het begin van de twintigste eeuw in een veelheid aan sektes en religieuze of magische groeperingen actief waren. Dat waren lang niet allemaal fanatici. Het waren mensen die hun koers door hun verbeelding lieten bepalen. Crowleys teksten lijken me in de eerste plaats literair, zoals de Bijbel literair is.
Afgelopen vrijdag zag ik Maria van Daalen spreken over voodoo-rituelen, een bijzonder ervaring. Het was opvallend hoe verwant die rituelen zijn aan die van het katholicisme, waar ik mee ben opgegroeid.
Als ik het goed begrijp, gaat Thelema uit van meerdere godheden, gemodelleerd naar de oude Egyptische goden. Crowley zag zichzelf als de profeet van deze religie, je zou ook kunnen stellen dat hij er de ontwerper van was. Aiwass, bijvoorbeeld, is alleen in zijn geschriften een godheid en Crowley was zelf degene die voorschreef welke rituelen uitgeoefend dienden te worden en hoe. Aiwass, schreef hij later, is de goddelijke afsplitsing van hemzelf. Hij was dus zowel (deels) godheid, evangelist, profeet en volgeling in zijn eigen religie.
Dat klinkt bizar, maar feitelijk doe ik in mijn gedichten (voorlopig op zeer, zeer kleine schaal) hetzelfde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten