Een column die Christiaan Weijts vlak na het overlijden van Gerrit Komrij in NRC Next publiceerde begint als volgt:
"'Ze zeggen dat je in columns op de bal moet spelen, en niet op man', zei Gerrit Komrij ergens backstage eens tegen me. 'Niets daarvan. Eérst die vent die die onzin verkóndigt aanpakken!' Gebalde vuist, brede glunderlach."
Waarom de persoon die de als onzinnig bestempelde bewering doet persoonlijk moet worden aangepakt is me nooit duidelijk geweest. Laat ik me beter uitdrukken: er lijkt me geen beginnen aan om iedereen die in mijn ogen onzin verkondigt persoonlijk aan te vallen. Bovendien interesseren de meninghebbende personen me niet (zeker niet als het meningen zijn waar ik het niet mee eens ben). Mij gaat het doorgaans om de meningen.
Dat is in de eerste plaats een verschil in temperament. Komrij was wie hij was, denk ik, omdat hij de moeite nam zijn tegenstander persoonlijk aan te vallen; hij verdiepte zich dus in die tegenstander. In een van de interviews die na zijn overlijden werden getoond, beweert Komrij ook dat hij uitgaat van het negatieve: hij vindt het gedicht of het essay al bij voorbaat niks. Dan kan hij later altijd nog zien of het misschien toch wat is. Hij heeft in zijn bloemlezingen en beschouwingen laten zien dat een dergelijk defensieve houding uiteindelijk de grootst mogelijke openheid oplevert (en een duidelijk gemarkeerde eigen positie).
Een dergelijke interesse in hetgeen je hebt afgewezen vergt een verbetenheid die ik - helaas, denk ik soms; gelukkig, denk ik vaker - mis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten