26) Perspectief: de angsten en neuroses van het 'ik ' extreem doorgevoerd (vgl. Plastic Ono Band van John Lennon); het gebruik van personages die de eigen angsten/neuroses uitvergroten (vgl. Up van R.E.M.); het achterwege laten van perspectief en de angsten en neuroses tonen in de beschrijvingen (vgl. Van Goghs kraaien, maar ook een schilder als Tom Thomson).
Hoe te schrijven zonder perspectief heb ik nog niet ontdekt. Chr. J. van Geel kon dat volgens mij. Herlezen.
27) In de Filosofiekalender deze week een beschrijving van het 'schavotdiscours' (17de-19de eeuw). "Voor terechtstelling had de veroordeelde de mogelijkheid te getuigen van zijn misdaad en de juistheid van zijn veroordeling. Vlugschriften hiervan werden met stichtelijke bedoeling onder het volk verspreid. [...] Volksdichters gingen met de vlugschriften aan de haal en voedden zo het heroïsche aura [van de misdadiger]."
28) Gisteren een gesprek gehad over eenvoud in de poëzie en daarbij zonder veel succes de 'ingewikkeldheid' van poëzie verdedigd. Ik ben er in de grond mee eens dat een gedicht zo precies, zo direct en zo duidelijk mogelijk zou moeten zijn. Mijn punt is dat dit niet per definitie (misschien zelfs: per definitie niet) direct intellectueel begrijpbare gedichten oplevert - want hoe dichter je bij de ervaring, sensatie of gedachte komt die je wil weergeven, hoe duidelijker het wordt dat die niet eenduidig is. Zo precies mogelijk wordt zo vanzelf steeds minder duidelijk - maar daar wel steeds duidelijker in.
Tegelijk weten we dat de minst genuanceerde stellingname de meeste emoties oproept. Wie vindt dat poëzie in de eerste plaats gevoelens moet losmaken zal dus zo weinig precies mogelijk moeten schrijven.
vrijdag 27 juli 2012
Notities #26-28
Labels:
chr. j. van geel,
john lennon,
r.e.m.,
tom thomson
dinsdag 24 juli 2012
Notitie #25
Interessant gesprek met E. over het wit en de stilte tussen de woorden. Zij ervaart de ruimte tussen de woorden (het wit) als de ruimte tussen objecten (de leegte). De tussenliggende ruimten zijn bepalend voor de betekenis van het woord en de identiteit van het object.
Het is natuurlijk niet alleen de lege ruimte, het wit, de stilte die de identiteit van het object of de lading van het woord of het geluid bepaalt, maar ook de verhouding tot de andere objecten, woorden, geluiden.
Een muzieknoot krijgt lading door de manier waarop ze zich verhoudt tot andere muzieknoten (en de stilte). Een woord krijgt lading (betekenis?) in de verhouding tot andere woorden (en de stilte). En ik geloof dat ook een object lading (nut?) krijgt in de relatie tot andere objecten (en de leegte).
In mijn ambitie 'vloeiende' gedichten te schrijven probeer ik juist de (verbindingen tussen de) betekenissen te optimaliseren door de tussenliggende ruimten zo klein mogelijk te maken of zelfs (maar dit is een utopie) op te heffen.
Losse gedachte die ik misschien later uitwerk, met hulp van het proefschrift van Yra van Dijk: een geluid (een toon, een woord) is het tegengestelde van de stilte; het negatief ervan, zou je kunnen zeggen. Zoals een object het negatief is van de leegte.
Het is natuurlijk niet alleen de lege ruimte, het wit, de stilte die de identiteit van het object of de lading van het woord of het geluid bepaalt, maar ook de verhouding tot de andere objecten, woorden, geluiden.
Een muzieknoot krijgt lading door de manier waarop ze zich verhoudt tot andere muzieknoten (en de stilte). Een woord krijgt lading (betekenis?) in de verhouding tot andere woorden (en de stilte). En ik geloof dat ook een object lading (nut?) krijgt in de relatie tot andere objecten (en de leegte).
In mijn ambitie 'vloeiende' gedichten te schrijven probeer ik juist de (verbindingen tussen de) betekenissen te optimaliseren door de tussenliggende ruimten zo klein mogelijk te maken of zelfs (maar dit is een utopie) op te heffen.
Losse gedachte die ik misschien later uitwerk, met hulp van het proefschrift van Yra van Dijk: een geluid (een toon, een woord) is het tegengestelde van de stilte; het negatief ervan, zou je kunnen zeggen. Zoals een object het negatief is van de leegte.
vrijdag 20 juli 2012
Notitie #24
Een column die Christiaan Weijts vlak na het overlijden van Gerrit Komrij in NRC Next publiceerde begint als volgt:
"'Ze zeggen dat je in columns op de bal moet spelen, en niet op man', zei Gerrit Komrij ergens backstage eens tegen me. 'Niets daarvan. Eérst die vent die die onzin verkóndigt aanpakken!' Gebalde vuist, brede glunderlach."
Waarom de persoon die de als onzinnig bestempelde bewering doet persoonlijk moet worden aangepakt is me nooit duidelijk geweest. Laat ik me beter uitdrukken: er lijkt me geen beginnen aan om iedereen die in mijn ogen onzin verkondigt persoonlijk aan te vallen. Bovendien interesseren de meninghebbende personen me niet (zeker niet als het meningen zijn waar ik het niet mee eens ben). Mij gaat het doorgaans om de meningen.
Dat is in de eerste plaats een verschil in temperament. Komrij was wie hij was, denk ik, omdat hij de moeite nam zijn tegenstander persoonlijk aan te vallen; hij verdiepte zich dus in die tegenstander. In een van de interviews die na zijn overlijden werden getoond, beweert Komrij ook dat hij uitgaat van het negatieve: hij vindt het gedicht of het essay al bij voorbaat niks. Dan kan hij later altijd nog zien of het misschien toch wat is. Hij heeft in zijn bloemlezingen en beschouwingen laten zien dat een dergelijk defensieve houding uiteindelijk de grootst mogelijke openheid oplevert (en een duidelijk gemarkeerde eigen positie).
Een dergelijke interesse in hetgeen je hebt afgewezen vergt een verbetenheid die ik - helaas, denk ik soms; gelukkig, denk ik vaker - mis.
"'Ze zeggen dat je in columns op de bal moet spelen, en niet op man', zei Gerrit Komrij ergens backstage eens tegen me. 'Niets daarvan. Eérst die vent die die onzin verkóndigt aanpakken!' Gebalde vuist, brede glunderlach."
Waarom de persoon die de als onzinnig bestempelde bewering doet persoonlijk moet worden aangepakt is me nooit duidelijk geweest. Laat ik me beter uitdrukken: er lijkt me geen beginnen aan om iedereen die in mijn ogen onzin verkondigt persoonlijk aan te vallen. Bovendien interesseren de meninghebbende personen me niet (zeker niet als het meningen zijn waar ik het niet mee eens ben). Mij gaat het doorgaans om de meningen.
Dat is in de eerste plaats een verschil in temperament. Komrij was wie hij was, denk ik, omdat hij de moeite nam zijn tegenstander persoonlijk aan te vallen; hij verdiepte zich dus in die tegenstander. In een van de interviews die na zijn overlijden werden getoond, beweert Komrij ook dat hij uitgaat van het negatieve: hij vindt het gedicht of het essay al bij voorbaat niks. Dan kan hij later altijd nog zien of het misschien toch wat is. Hij heeft in zijn bloemlezingen en beschouwingen laten zien dat een dergelijk defensieve houding uiteindelijk de grootst mogelijke openheid oplevert (en een duidelijk gemarkeerde eigen positie).
Een dergelijke interesse in hetgeen je hebt afgewezen vergt een verbetenheid die ik - helaas, denk ik soms; gelukkig, denk ik vaker - mis.
woensdag 11 juli 2012
Tweede politieke notitie
John Coetzee en Paul Auster begonnen de briefwisseling die nu is gepubliceerd in Een vorm van vriendschap een paar maanden voordat de Kredietcrisis uitbrak. Na het uitbreken van de crisis schrijft ieder er wat plichtmatig een brief over, twee brieven waarmee - in fraaie bewoordingen, dat wel - een aantal open deuren wordt ingetrapt. Direct na die brieven staken ze merkbaar opgelucht het gesprek over het onderwerp, Coetzee omdat hij niet de rol van politiek commentator wil spelen, Auster omdat hij vindt dat hij onvoldoende verstand heeft van economie. Ik vind het verbijsterend dat deze twee schrijvers, die me allebei heel dierbaar zijn en die volgens mij terecht worden gezien als twee van de grootste schrijvers van dit moment absoluut niets te melden lijken te hebben over dit onderwerp.
Misschien ligt het antwoord in hun analyse, want allebei benadrukken ze dat het probleem van de Kredietcrisis een fictief probleem is, een probleem dat bestaat uit getallen, een in hoge mate abstract probleem - dat echter in de concrete werkelijkheid grote gevolgen heeft. En ze zeggen dat dit systeem valt of staat met de mate van vertrouwen dat de gebruikers van dat systeem in dat waardesysteem hebben - een soort geloof dus in die fictie. Meer dan dat lijkt er ook niet over te zeggen, zeker niet op het moment wanneer de brieven geschreven zijn, begin 2009.
Toch lijkt me dit pas het begin van de formulering van het probleem, het failliet van het kapitalistische systeem is immers ook het failliet van het gedachtegoed dat aan dat systeem ten grondslag lag. Het communisme is allang ten onder gegaan en God is dood. Dat betekent dat er geen theorie meer is waarmee de vraagstukken van de huidige tijd tegemoet kunnen worden getreden - behalve de oude theorieën. Het denken zelf lijkt zich ook in een crisis te bevinden (het lijkt me tenminste niet erg waarschijnlijk dat er op korte termijn een denker als Marx of Nietzsche op zal staan). Het valt te begrijpen dat de twee schrijvers de gapende afgrond liever even voorbij liepen.
Misschien ligt het antwoord in hun analyse, want allebei benadrukken ze dat het probleem van de Kredietcrisis een fictief probleem is, een probleem dat bestaat uit getallen, een in hoge mate abstract probleem - dat echter in de concrete werkelijkheid grote gevolgen heeft. En ze zeggen dat dit systeem valt of staat met de mate van vertrouwen dat de gebruikers van dat systeem in dat waardesysteem hebben - een soort geloof dus in die fictie. Meer dan dat lijkt er ook niet over te zeggen, zeker niet op het moment wanneer de brieven geschreven zijn, begin 2009.
Toch lijkt me dit pas het begin van de formulering van het probleem, het failliet van het kapitalistische systeem is immers ook het failliet van het gedachtegoed dat aan dat systeem ten grondslag lag. Het communisme is allang ten onder gegaan en God is dood. Dat betekent dat er geen theorie meer is waarmee de vraagstukken van de huidige tijd tegemoet kunnen worden getreden - behalve de oude theorieën. Het denken zelf lijkt zich ook in een crisis te bevinden (het lijkt me tenminste niet erg waarschijnlijk dat er op korte termijn een denker als Marx of Nietzsche op zal staan). Het valt te begrijpen dat de twee schrijvers de gapende afgrond liever even voorbij liepen.
Abonneren op:
Posts (Atom)