Een regel die ik gisteren tijdens mijn werk noteerde: 'Als de plantjes doodgaan zie je nog steeds de mooie gevel'. Op zichzelf geen opzienbarende regel, dat realiseerde ik me al toen ik hem noteerde. Maar, dacht ik, misschien werkt hij wel als ik hem in de juiste context plaats. Een flauwe gedachte, bedacht ik me toen. Je kunt elke taaluiting vervreemdend maken door hem in een andere context te plaatsen. En zeker reclametaal (zoals de hierboven genoteerde regel) heeft de eigenschap de kleur van de omgeving aan te nemen, omdat het doorgaans holle taal is.
Het is een veelgebruikte techniek, dat in een vervreemdende context plaatsen van een dagelijkse taaluiting. Een dichter bereikt er een effect mee omdat de lezer de uiting herkent uit zijn eigen dagelijkse leven. Door de vervreemdende context krijgt de uiting een andere lading en een vaardig dichter weet die lading te sturen. Clichés lenen zich hier het best voor, of de typische langs-de-neus-weg-zinnetjes.
Er moet een noodzaak zijn om een bepaalde techniek toe te passen. Alfred Schaffer, bijvoorbeeld, paste het hierboven beschrevene heel knap toe in Geen hand voor ogen. In veel bundels die daarna zijn uitgebracht, van Schaffer zelf, maar ook van dichters als Arnoud van Adrichem, zie je het ook. Ik vond het in Schaffers Kooi een beetje uitgewerkt (want een herhaling van zetten), en in Van Adrichems Een veelvoud ervan zelfs helemaal niet werken (want te nadrukkelijk betogend).
Het wordt nogal een gimmick, en in die zin afgezaagd. Tegelijk is het natuurlijk ook gewoon een vormkwestie en komt het dus heel eenvoudig neer op de vraag in hoeverre een dichter zich thuisvoelt in zijn vorm.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten