donderdag 15 oktober 2015

Notitie #198

In een interview met de Poëziekrant vertelt Maarten van der Graaff in zijn tweede bundel Dood werk expliciet de verbinding te zoeken met enkele vrienden (vooral dichters) die net als hij eind jaren ’80 zijn geboren. Je zou zeggen dat die verbinding er al is: hij is immers met de genoemde personen bevriend.

Of zoekt hij iets dat verder gaat dan dat? Hij deed dat net zo expliciet in zijn debuut, en zijn dichtende vrienden doen hetzelfde: Matthijs Ponte in gemeenschap, Frank Keizer in Mijn eigen problemen. Los van het ‘politieke’ aspect daarvan lijkt die behoefte aan ‘verbinding’ me wezenlijk.

Van der Graaff zet zijn vrienden op een koude steen – een Bijbels beeld. Wat dat precies betekent, zegt hij in het interview, weet hij niet: “Ik weet niet precies hoe, maar dat zitten op een steen vond ik passen. […] Het lijkt me een eenzame bezigheid. Tegelijkertijd zitten in dit gedicht al die mensen tegelijkertijd op de koude steen.”

Als hij al naar iets 'hogers' reikt, dan schuilt dat in de verbinding, de gemeenschap. Maar degenen waar hij verbinding mee zoekt zijn zelf - in de verbinding - eenzaam.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten