162) D. omschrijft haar werk als haar ‘point of view’.
Kijken en gezien worden speelt inderdaad een belangrijke rol in haar werk, maar
dat is niet primair waarom ik het een mooie opmerking vind. Het komt me voor
dat ze hiermee een tegelijk dienstbare en trotse positie inneemt. Het gaat immers
niet om haar persoonlijk, maar om haar perspectief – en in dezelfde beweging
stelt ze haar eigen, subjectieve perspectief centraal.
Zelf vind ik mijn eigen perspectief niet zo relevant: ik
probeer iets te maken dat er simpelweg is. Dat gebeurt noodzakelijkerwijs
vanuit mijn eigen (subjectieve) perspectief, en moet, als het gezien wil
worden, zien aan te sluiten bij andere (subjectieve) perspectieven.
Sinds het gesprek met D. denk ik dat dat een te bescheiden
uitgangspunt is.
163) L. stelt dat
haar werk (dat naar eigen zeggen noch pornografisch, noch katholiek is) om (de
beweging van) het verlangen draait: het lichamelijke en het geestelijke verlangen.
Pornografie brengt het lichamelijke verlangen in beweging, mystiek het
geestelijke verlangen.
Mystiek, zou je kunnen zeggen, is volgens L. geestelijke
pornografie (en porno lichamelijke mystiek). Die gedachte bevalt me.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten