“Mensen zeggen tegen [Ramsey
Nasr]: wat zit jij nu eigenlijk te doen, waar zit je nou eigenlijk tegen te
protesteren? Je woont in Nederland, je hebt een centrale verwarming, een
rijtjeshuis, 2.2 kinderen en een golden retriever... Wat wil je nog meer? Toch
is het ingewikkeld. In zijn poëzie is engagement niet een truc, hij kan er niet
omheen als schrijver. Die urgentie zit er voor mij ook in, maar in Nederland
blijft dat lastig. We willen het wel, maar we willen het theoretisch – niet in
de praktijk.”
Over welke ‘urgentie’ gaat het hier? Die om politiek geëngageerde
poëzie te schrijven? Ik zie niet goed wat daar lastig aan is, de gedachte dat
Nederlandse dichters vanwege hun welvaart niet (meer) politiek geëngageerd zouden
zijn lijkt me een cliché dat niet meer opgaat - als het al ooit is opgegaan. Het
is niet ingewikkeld, het heeft eenvoudigweg met het vakmanschap van de dichter
te maken.
108) In zijn essay Denken
is een lust formuleert Willem Jan Otten dikwijls wonderlijk raak. Omdat het
duidelijk vóór het internettijdperk is geschreven (1984) doet het soms wat
gedateerd aan, maar meer dan een essay over pornografie is het een essay over
de (seksuele) psyche van zowel de man als de vrouw, en dus uiteindelijk over
menselijkheid.
Ergens in het begin schrijft hij: ‘Het is een misvatting te
denken dat mannen die pornografie kopen alleen vrouwen als objecten zien. Zij
willen ook zichzelf als objecten zien.’ Kern is de ‘paniek over de
verwisselbaarheid’: waar mannen die paniek beteugelen door zichzelf weg te
denken (hij is elke man), beteugelen vrouwen die door ‘zichzelf voor te stellen
als een ander, door een blik van (gepostuleerd mannelijke) begeerte op zichzelf
te werpen’ (zij is de ultieme vrouw). Otten illustreert het punt met de stelling dat het in een
van de wredere topen van de pornografie, de ‘gangbang’, zeker ook de mannen
zijn die worden gebruikt: ‘als darren voor de koningin’. Een huiveringwekkend beeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten