Omdat Alfred Schaffer in zijn eerdere werk op een zeer onpersoonlijke manier zeer persoonlijk was, is het verleidelijk zijn nieuwe bundel Mens Dier Ding ook op die manier te lezen. Volgens de recensies eigent Schaffer zich het hoofdpersonage Sjaka Zoeloe toe. In dat geval zou je kunnen zeggen, en het is ook al gezegd, dat Schaffer zich Zuid-Afrika toe-eigent; en dat zou hij dan - neem ik aan - doen omdat Zuid-Afrika zijn nieuwe thuisland is.
Het is allemaal een kwestie van perspectief. ‘Ik ben een projectiescherm […]’, luidt een regel uit het tweede gedicht, het gedicht waar Sjaka in wordt geïntroduceerd. Dat kan niets anders betekenen dan dat Sjaka zelf leeg is. Ik heb Schaffer nooit een religieus dichter gevonden. Maar in het op een na laatste gedicht, ‘dagdroom #0’, Sjaka is dan al dood, begint een ik-figuur te bidden. Het gedicht eindigt met de prachtige regel: ‘Ik zocht naar U maar vond geen tegenstand.’ Dat impliceert twee dingen, namelijk dat men God ervaart in de tegenstand, en, ten tweede, dat die tegenstander er niet (meer) is. Is God er niet? Of ervaren we God alleen nog als niet-zijn, als leegte?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten