maandag 16 december 2024

Observaties #6-10

6) Terwijl ik voor het stoplicht wacht, komt een jong stel uit de Poolse supermarkt. Tussen hen in een meisje dat zo te zien nog maar net kan lopen. Ze houdt een speeltje vast, een groen, pluizig poppetje op een stok. Zodra ze buiten zijn, pakt haar vader (een brede kerel) het speeltje af. Hij doet alsof hij eraan likt, een grapje waar hij en de vrouw hard om moeten lachen. Doordat haar muts diep over haar hoofd is getrokken, kan ik de reactie van het kind niet goed zien, maar ik denk aan haar houding te zien dat ze ook lacht. Nog grinnikend geeft de man het speeltje terug: het stel loopt door, het kind blijft staan. Na een paar passen draait de moeder zich om, loopt lachend terug, hurkt en raakt het speeltje nog even aan. In het licht van de laaghangende zon lacht ze mooi. Het kind realiseert zich misschien niet, of misschien juist ten volle, hoe mooi.

7) Een paar meter bij me vandaan hoor ik in de bibliotheek een harde bons. Een jongetje van een jaar of drie begint hard te huilen, hij heeft duidelijk pijn. Zijn vader, met een baby in een draagzak, komt achter een kast vandaan en vraagt: ‘Wat doe je?’ Vanuit een hoek roept een vrouw: ‘Hij viel op zijn hoofd!’ De vader tilt het jochie op en laat hem op zijn schouder huilen.

Op zijn hoofd gevallen. In de periode voordat ze overleed, is mijn moeder verschillende keren op haar hoofd gevallen. En elke keer is me in detail verteld wat er is gebeurd; steeds maakte ik me een voorstelling van de omstandigheden. Van de val zelf, realiseer ik me nu, heb ik geen beeld, alleen van de momenten ervoor en erna. Tot vandaag zat er ook geen geluid bij.

8) De mensen op straat komen als verschijningen voorbij. Ik zit op een krukje in de bibliotheek door de glazen gevel naar buiten te kijken en zie ze in oneindig lange stromen voorbijtrekken. Een jonge vrouw uit de jaren dertig, met een zwarte jurk en dieprode lippenstift, kijkt nadenkend naar binnen. Kijkt ze me aan, of dwars door me heen? Het duurt maar een moment, dan kijkt ze weer in de richting die ze loopt.

9) Het lange meisje huppelt naar de overkant. Eenmaal op de stoep wandelt ze met een slungelpas naar de ingang van de supermarkt.

10) De kamerplant voor het raam waar ik vanaf mijn werkplek op uitkijk wordt van achter verlicht. De plant lijkt op een vrouw die zich voorover buigt om over de straat uit te kijken. Meer precies: de plant lijkt op mijn moeder, toen ze ongeveer vijfendertig was, uitkijkend over de Irenelaan in Egmond aan den Hoef. Ik voel de rust en stilte van het dorp weer, die nieuwbouwwijk tussen de weilanden, mama die bezorgd op me staat te wachten achter het raam. Hier ben ik, wil de tiener in mijn geheugen zeggen. Ik ben gewoon hier.

zaterdag 14 december 2024

Observaties #1-5

1) Haar gouden haarspeld lijkt een muziekinstrument. Het knijpt haar lange bruine haar zonder elastiek in een slordige staart, waardoor haar oren (het rechter met oortje) bloot komen te liggen. Ik kan me het geluid dat het gevleugelde instrument zou maken voorstellen. Helder, in het altregister.

2) De zonsopgang is nog zichtbaar in de wolken, in het water zit een meerkoet een andere achterna. Twee vissers kijken zwijgend naar het wateroppervlak, op campingzitjes, en er staat van alles uitgestald. Enorme hengels, geen dobber te zien. Een van hen draagt een sweatshirt met het logo van ‘De Sportvisser’ op zijn rug. Hij ziet dat ik naar hem kijk en bromt ‘goedemorgen’.

3) Meisje in streepjesjurk kijkt vanaf de stoep met samengeknepen ogen naar de auto’s, alsof ze iemand verwacht te zien.

4) Het scherm van haar telefoon verlicht haar gezicht terwijl ze deur uitloopt.

5) Glimlachend kijkt de besnorde man naar zijn vriend. Hij is alleen aan het tafeltje achtergebleven nu zijn vriend is opgestaan om een andere vriend te begroeten.

vrijdag 6 december 2024

Notitie #468

Wat is geluk, vroeg Rutger Kopland zich af (in Tot het ons loslaat, 1997). Waarom stelde hij zichzelf die vraag eigenlijk? Gewoon, uit filosofische interesse? Omdat hij gelukkig was, of juist niet? Of omdat hij verlangde naar geluk - omdat 'geluk' het bestaan rechtvaardigt, zorgt voor de acceptatie ervan? Is in dat geval 'geluk' wel het juiste woord?

In het gelijknamige gedicht is geluk iets dat zich alleen als herinnering laat ervaren. Dat implicert dat geluk in zijn zuivere vorm (namelijk: als directe ervaring) niet bestaat. Zo ver zou ik zelf niet willen gaan, maar ik denk wel dat 'geluk' een van die fenomenen is die uit elkaar vallen als je voorbij de gemeenplaatsen kijkt. Het antwoord op de vraag kan heel eenvoudig zijn: 'Geluk is iets wat je voelt als je in harmonie bent met de wereld', zoiets. Maar de vraagt blijft dan staan: wat is het?

Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld 'verdriet'. Of  'liefde'. Of 'geilheid'. Mark Boog heeft met zijn Encyclopedie van de grote woorden een dappere poging gedaan om al deze fenomenen te definiëren. Het mooie, ook aan die bundel, is dat als je eenmaal begint aan de beantwoording van die vragen, je er steeds verder in verstrikt raakt. Omdat, denk ik, al die fenomenen met elkaar samenhangen.