donderdag 11 april 2019

Notitie #345

Terecht stelt Menno ter Braak zich in zijn essay Het nationaal-socialisme als rancuneleer (1937) de vraag waarom het fascisme niet al veel eerder op is gekomen: Max Scheler had al in 1919 de rancune gesignaleerd, die volgens Ter Braak de voedingsbodem van het nationaal-socialisme was. Het antwoord is, lijkt me, dat de dynamiek waarin de rancune zich openbaart per tijdvak verschillend is. Ter Braak geeft zelf al aan dat de rancune ook een verschijnsel is van o.a. de democratie, het socialisme en het christendom: dat het dus verschillende verschijningsvormen heeft.

Het essay is recent opnieuw uitgegeven omdat het iets zegt over onze tijd. Belangrijk is de notie dat de rancune 'tot de meest essentiële verschijnselen van onze cultuur [behoort]'. De 'mens van het ressentiment [...] wrokt, omdat hij in de wrok althans de lust beleeft van de permanente ontevredenheid; hij koestert de wraakgedachte zoals de artiest het l'art pour l'art [...]'.

Precies dat gegeven kenmerkt onze tijd ook. De westerse wereld is nog nooit zo welvarend geweest, tegelijk wordt het (juist dóór die welvaart) geregeerd door ontevredenheid, angst en - ja, rancune. Dat dit gegeven in politiek opzicht vooral koren op de molen is van (extreem) rechts, moet te maken hebben met het steeds extremere kapitalisme, waar de westerse wereld steeds nadrukkelijker op functioneert. Het idee recht te hebben op welvaart, en daar nooit genoeg van te hebben.

Het voornaamste verschil met 1937 is dat de rancune niet alleen dagelijks wordt gevoed door krantenberichten, maar ook door bijvoorbeeld de social media. Het kwaad waar dit toe leidt, is tot op zeker hoogte willekeurig, omdat het afhangt van de leider die de rancune, doorgaans met behulp van een trosje zondebokken, weet te mobiliseren. Lieden als Trump en Baudet laten zien dat de rancune overal vijanden zoekt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten