Door Sufjan Stevens wilde ik een bundel maken die zou zijn opgebouwd uit herhalingen. Deze herhalingen moesten door kleine variaties steeds iets verschuiven, waardoor ze patronen zouden gaan vertonen. Ik nam dat besluit om vormtechnische redenen, een
esthetisch ideaal. Hoewel sindsdien het repeterende voor mij een belangrijk stijlmiddel is geworden, ben ik steeds behoorlijk ver van dat ideaal verwijderd gebleven - want het is erg moeilijk om herhalingen betekenisvol te houden.
Afgelopen weekend heb ik H64 leren kennen, een
internetproject dat is ontstaan uit de samenwerking tussen taalwetenschapper
Sonia de Jager en grafisch kunstenaar Marine Delgado - en dat feitelijk de
vervulling is van het ideaal dat ik me had gesteld. En nu ik het voor mijn ogen
zie gebeuren, realiseer ik me dat het destijds, veel méér dan een
vormtechnische, een inhoudelijke keuze was.
Het procedé schakelt namelijk de spreker uit, om precies te zijn: mij. Het ‘taal zonder mij’ waar Herman de Coninck het over had (maar die hij nooit heeft geschreven), maar zonder te vervallen in het ‘uncreative writing’ van Kenneth Goldsmith (dat levert
wel iets op, maar ontbeert de magie). H64 leert me dat de betekenis van de herhaling ligt in de
betekenisloosheid. Die creëert een lege plek, een nul, een afwezigheid. Hoe dan ook is de stem die ik zoek
niet menselijk.