Na een prachtige uiteenzetting over het verlangen (‘het
object van verlangen is een beeld’) gaat Giorgio Agamben in zijn Profanaties in op wat hij ‘het speciale
zijn’ noemt. In dit essay werkt hij de notie ‘beeld’ verder uit: geen
substantie, maar een accident dat niet in zichzelf bestaat, maar in iets
anders. Een beeld bestaat niet op zichzelf, maar wordt eerder op ieder moment
voortgebracht, overeenkomstig de aanwezigheid van degenen die haar aanschouwen
(vgl. een spiegel). En een beeld is niet te bepalen volgens de categorie van kwantiteit,
heeft niet echt vorm, maar is, aldus Agamben, eerder de species van de vorm. Hij laat vrij virtuoos zien dat de term ‘species’
etymologisch interessant is, het betekent o.a. ‘schijn’, ‘uiterlijk’, ’vertoning’ en
stamt af van de wortel die ‘kijken’, ‘zien’ betekent.
Het ‘speciale zijn’ is volgens Agamben absoluut
niet-substantieel:
“De species van ieder voorwerp is zijn zichtbaarheid, dat
wil zeggen zijn pure inzichtelijkheid. Speciaal is het zijn dat overeenkomt met
zijn zich zichtbaar maken, met de ware openbaring.”