Leopold von Sacher-Masoch had een punt toen hij zich
verzette tegen het verbinden van zijn naam aan de seksuele afwijking
‘masochisme’. Het ‘masochisme’ in zijn roman Venus in bont (1870) bekomt het hoofdpersonage Gregor Severin slecht
en aan het slot verwoordt hij expliciet een moraal:
‘Maar de moraal?’
‘Dat de vrouw,
zoals de natuur haar geschapen heeft en zoals ze de man tegenwoordig
aantrekkelijk voorkomt, zijn vijand is en alleen maar zijn slavin of zijn
despote kan zijn, maar nooit zijn kameraad. Dit zal ze pas dan kunnen
zijn, als ze zijn gelijke is in rechten, opleiding en werk.
Nu hebben wij
alleen maar de keuze, hamer of aambeeld te zijn, en ik was een ezel, dat ik
mezelf tot slaaf van een vrouw maakte, begrijp je?
(Uit: Venus in bont,
vert. Jan van Aken en Marieke Hengarter)
Maar de roman draagt een tegengestelde boodschap uit. De moraal aan het slot beslaat hooguit
een pagina, terwijl de rest zeer gedetailleerd (en geïnspireerd) een
masochistische relatie beschrijft. Met liefde heeft die niet zoveel te maken,
al roept Severin om de haverklap dat hij zoveel van zijn Venus
(Wanda) houdt dat hij zich volledig aan haar overlevert. Wanda doet zichzelf geweld
aan omdat Severin zijn eigen wensen centraal stelt. Hij lijkt niet tot liefde in staat, want na Wanda’s verraad wordt
hij weliswaar ‘deugdzaam’, een nieuwe geliefde vindt hij niet.
Von Sacher-Masoch geeft in Venus in bont wel blijk van deze inzichten, maar die blijven ondergeschikt aan de fascinatie waar de roman om
draait. Terecht, lijkt me: het is een verkenning van een duister, maar
menselijk verlangen. Het seksueel verlangen wortelt (volgens Quignard, en ik
geloof dat hij daar gelijk in heeft) in doodsangst. Het (sado-)masochisme is
daar een (tot in het extreme doorgevoerde) afgeleide van.
Het is misschien wat veel gevraagd, gezien de tijd waarin
het boek is geschreven, maar het had de auteur gesierd als hij de moraal
achterwege had gelaten en de verbinding van zijn naam aan het beschreven verlangen had omarmd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten