De afgelopen weken heb ik met enkele dierbare vrienden
gepraat over Miroir d’origine van
Deborah De Robertis. We verschillen van mening en dat verbaast me, omdat deze
vrienden jarenlang een vormende invloed op me hebben gehad. Met name C. en T.
hebben me het gevoel voor ontwrichtende kunst bijgebracht.
JS stelt o.a. dat De Robertis zich onverantwoordelijk
heeft gedragen: ze heeft niet nagedacht over de gevolgen voor bijvoorbeeld de
suppoosten en het publiek (er hadden ook kinderen in de zaal aanwezig kunnen
zijn).
Dat standpunt volg ik wel, maar volgens mij gaat hij voorbij
aan het wezen van het werk, dat o.a. aan de kaak wil stellen dat een
geschilderd vrouwelijk geslacht (l’Origine
du Monde van Courbet) niet aanstootgevend is, en dat van een vrouw van
vlees en bloed wel. De Robertis stelt daarmee - terecht, volgens mij - de werkelijkheid van het kunstwerk gelijk aan de tastbare werkelijkheid.
C. stelt dat De Robertis ‘gek’ is, en vermoedt dat
mijn bewondering voor het werk uit mijn psychologie verklaard moet worden. Hij
ziet volgens mij alleen de handeling, en niet de context (hij vindt als ik me niet vergis de
interpretaties onzinnig). C. ziet dus niet, of wil niet zien, wat De Robertis
met de performance uitdrukte.
T. verwoordde het kernachtig: ‘Jij hebt daar kennelijk
iets mee. Ik niet.’ Of hij met ‘daar’ een zich ontblotende vrouw bedoelde, of
het kunstwerk, of performancekunst in het algemeen is me eigenlijk niet
duidelijk. Ik ga er voor het gemak van uit dat hij het allemaal bedoelde.
De discussies vonden in alle vriendschap plaats en
gingen, zoals dat gaat, snel over in andere gesprekken. Toch is het me bezig
blijven houden. Voor mij is er een rechte lijn van de controversiële helden van
met name C. en T. naar (kunstenaars als) De Robertis. Maar dat verband spreekt
dus niet vanzelf.
Misschien is het eenvoudigweg een verschil in
kunstopvatting: C. en T., en ook JS, hebben in vergelijking met mij een meer
klassieke smaak. Miroir d’origine is
eerder punk. Toch zouden ze, gezien hun achtergrond, alle drie goed in staat
moeten zijn de performance op waarde te schatten. Is hun liefde voor
ontwrichtende, provocerende kunst dan vooral ingegeven door een bepaald soort romantiek? Of keuren
ze de performance op inhoudelijke gronden af en is het engagement van De
Robertis simpelweg niet het hunne?