Het tweede couplet van 'Strawberry Fields Forever' van de Beatles luidde oorspronkelijk:
'There's no one on my wavelength / I mean, it's either too high or too
low / That is you can't you know tune in but it's all right / I mean
it's not too bad.' Zelf noemde Lennon de tekst een 'psycho-analyse op muziek gezet', het nummer gaat over de eenzaamheid als gevolg van zijn gekte/genialiteit.
Volgens de Engelstalige Wikipedia herschreef Lennon deze regels 'to make them more obscure'; het werd: 'No one I think is in my tree / I mean, it must be high or low / That is you can't you know tune in but it's allright / I mean I think it's not too bad'. Deze tekst is veel minder helder in wat Lennon wilde zeggen. Toch is de nieuwe tekst duidelijk beter geslaagd. Ik denk omdat het droomachtiger is, omdat het (daardoor?) veel méér zegt dan de oorspronkelijke tekst.
dinsdag 20 november 2012
vrijdag 9 november 2012
Notitie #36
Hoe kan het dat dichters als Maria van Daalen en Willem Jan Otten, dichters die zich intensief bezighouden met het hogere, het transcendente, het goddelijke, hoe kan het dat ze zich veel minder bedienen van de taal van het gebed dan je zou verwachten? Het meditatieve, het bezwerende, het magische - het zit wel in hun poëzie, maar - bij alle waardering voor hun gedichten - ik heb sterk de indruk dat ze daar niet erg ver in gaan. Is de taal van het gebed ze te heilig?
Misschien heeft het er in het geval van Otten ook mee te maken dat hij zijn poëzie toch vooral gebruikt om na te denken over God: terwijl hij zich (in zijn Gerichte gedichten) tot God richt, definieert hij God. In het geval van Van Daalen lijkt me iets anders aan de hand, zij heeft misschien ondervonden waar ik nu tegenaan loop. Het bezwerende, biddende taalgebruik wordt snel gekunsteld, het wordt het nadoen van een gebed - en daarmee vestigt de taal juist de aandacht op de eigen kunstmatigheid. Op haar eigen vergeefsheid.
Maar er is geen weg terug.
Misschien heeft het er in het geval van Otten ook mee te maken dat hij zijn poëzie toch vooral gebruikt om na te denken over God: terwijl hij zich (in zijn Gerichte gedichten) tot God richt, definieert hij God. In het geval van Van Daalen lijkt me iets anders aan de hand, zij heeft misschien ondervonden waar ik nu tegenaan loop. Het bezwerende, biddende taalgebruik wordt snel gekunsteld, het wordt het nadoen van een gebed - en daarmee vestigt de taal juist de aandacht op de eigen kunstmatigheid. Op haar eigen vergeefsheid.
Maar er is geen weg terug.
Abonneren op:
Posts (Atom)