Poetry is the subject of the poem, schrijft Wallace Stevens in gedicht XXII van The Man with the Blue Guitar. In het tweetalige Een blauwdruk voor de zon vertaalt Rein Bloem dat met: Dichten is de grondslag voor het gedicht. Dat is een wezenlijk andere bewering.
Mogelijk baseert Bloem zich op secundaire literatuur (het is lang geleden dat ik Stevens' poëticale essay The necessary angel las), maar ook dan strookt zijn versie van de beginregel niet met de rest van het gedicht. Stevens heeft het hier niet over een actvititeit (het dichten), hij heeft het nadrukkelijk over een plek (poëzie), meer precies: over een afwezigheid (in de werkelijkheid en in het gedicht).
Even verderop schrijft Stevens: there is// An absence in reality [...]. Bloem moet, door zijn beginregel, de dichter of lezer in het spel brengen: Is men// Afwezig in de werkelijkheid [...]. Daardoor wordt zijn vertaling een interactie tussen het gedicht, het dichten, de dichter en/of de lezer, waarbij men afwezig is. In het gedicht van Stevens draait het om de wisselwerking tussen de poëtische werkelijkheid (Poetry) en de tastbare werkelijkheid (Things as they are).
De juiste vertaling van de beginregel lijkt me letterlijk: poëzie is het onderwerp van het gedicht. Bloems vergissing (ik kan het moeilijk anders zien dan dat) lijkt voort te komen uit de gedachte dat poëzie en gedichten twee woorden voor hetzelfde zijn. Maar Stevens geeft in het gedicht voorbeelden van poëzie (sun's green/ Cloud's red, earth feeling, sky that thinks), 'things as they are' dus, die in de leegte van de werkelijkheid, en in de leegte van het gedicht, poëzie worden: hun ware gedaante verkrijgen.
Stevens noemt dat in de slotregel mooi 'the universal intercourse'. Dat is veel méér dan Bloems 'alomvattend over en weer', het is letterlijk een 'intercourse', ze hebben gemeenschap met elkaar.