402) Al in 1941 signaleerde George Orwell het einde van de autonome individu ('or perhaps one ought to say, in which the individual is ceasing to have the illusion of being autonomous'). In de recent uitgegeven bloemlezing Fascism and Democracy is hij allesbehalve optimistisch over de ontwikkeling van de mensheid (zie ook natuurlijk zijn 1984).
De analyse is des te wonderlijker, omdat hij hem noteerde in een periode waarvan tegenwoordig juist vrij algemeen wordt gesteld dat die het failliet van de ideologieën betekende: het individualisme ontwikkelde zich pas echt na de Tweede Wereldoorlog. Lang is gedacht dat hij (met 1984) ongelijk heeft gekregen, maar het is onthutsend om te zien hoe we ons nu op precies hetzelfde punt lijken te bevinden als waar we volgens Orwell in 1941 al waren aanbeland, en te bedenken dat hij destijds buiten de social media rekende (waar het individualisme het individualisme opheft).
403) Iconen, zegt Merleau-Ponty met Descartes in Oog en geest, zijn enkel het 'beeld' van hetgeen ze weergeven, 'op voorwaarde dat ze 'er niet op lijk[en]'' (p. 39). Hij vergelijkt ze met de verhouding van taal en tekens, die eveneens op 'geen enkele wijze lijken op de dingen die ze betekenen'. Hij beschrijft het zien als een 'denken dat strikt de in het lichaam gegeven tekens ontcijfert' (p. 40). Het mentale beeld, dus: het zien dat voor ons aanwezig maakt wat afwezig is, is volgens Descartes net zo goed een denken dat steunt op lichamelijke aanwijzingen.