Ter illustratie stuurde hij
een mooie passage van H. Berkhof, uit Christelijk
geloof, over de aardsheid van de (goddelijke) openbaring. De goddelijke
openbaring, betoogt Berkhof, vindt plaats op aarde ‘en in verschijningsvormen die met
het aardse leven gegeven zijn’. Die 'aardsheid' doet geen afbreuk aan het 'goddelijke', integendeel. Mooi is Berkhofs conclusie dat het aardse het transparant wordt van een goddelijk
spreken of handelen.
Mijn ervaring is dat al het alledaagse kan fungeren als een dergelijk transparant. Het is een kwestie van context.
Mijn ervaring is dat al het alledaagse kan fungeren als een dergelijk transparant. Het is een kwestie van context.
333) En kennelijk (in beeldende kunst) een kwestie van belichting. J.G. Frazer begint zijn studie naar mythen, magie en
religie (De gouden tak) met een beschrijving
van het gelijknamige schilderij van William Turner. Over het landschap dat wordt
getoond zegt hij dat het baadt in het licht waarmee Turner zijn taferelen ‘boven
het alledaagse uittilt’. Het licht van Turner is bijzonder, maar het is geen
licht dat niet bestaat.
Wat in de beeldende kunst het licht is, is natuurlijk in de poëzie, dat kan niet anders, de taal.
(William Turner, The golden bough)
Wat in de beeldende kunst het licht is, is natuurlijk in de poëzie, dat kan niet anders, de taal.
(William Turner, The golden bough)
334) Hans Op de Beeck noemt een zeegezicht ‘Archetypisch
landschap’ en laat het onderscheid tussen de zee en de lucht vervagen door
alles in hetzelfde grijs te laten zien. De intensiteit van het licht op dit reliëf lijkt haast op haar tegendeel (de afwezigheid van licht) en zorgt ervoor dat het getoonde beeld 'boven het alledaagse' wordt uitgetild, en dat de grenzen vervagen (misschien zelfs vervallen).
(Hans Op de Beeck, Archetypisch landschap (zeegezicht))